Wednesday, May 21, 2008

Union Terrace

De lente heeft veel voordelen, maar eentje daarvan blijft nogal eens onopgemerkt, en dat is deze: als iedereen zich na een lange winter weer naar buiten waagt, dan biedt al dat opgekropte exhibitionisme een ideale mogelijkheid tot onverholen sociologische observatie. En Madison heeft daar bovendien de perfecte onderzoeksomstandigheden voor gecreëerd: een groot, zonovergoten terras aan de oever van het meer, met dobberende zeilbootjes en klotsende golven op de achtergrond en grote glazen schuimend bier binnen aller handbereik - zonder enige twijfel het beste universiteitscafé tussen Berlijn en Berkeley. Dus hier, op Union Terrace, slijt een ieder nu de steeds langer wordende dagen, hier wordt de laatste hand gelegd aan tentamens en papers, de eerste zomerzon aanbeden, en bovenal, hier laat de Amerikaanse middelmaat zich openlijk bespieden in al zijn platvloerse ondoorgrondelijkheid.


Een van de eerste dingen die opvallen, en dat zal misschien verbazen, is het alomtegenwoordige gelijkheidsideaal. In de Oude Wereld proef je nog wel eens het residu van diepgewortelde standenverschillen en aristocratische dweepzucht, en zelfs in een land bevolkt door middenstanders als het onze bepalen afkomst, opleiding, taalgebruik en vooral smaak nog altijd voor een belangrijk deel iemands maatschappelijke positie. Hoofdstedelijke gymnasiasten voelen zich van een hoger orde dan plattelandse scholengemeenschappers, wie plat praat wordt zelden serieus genomen, en een ieder die zichzelf belangrijk genoeg vindt doet z'n uiterste best zich te onderscheiden van het gepeupelte: door bepaalde kleren te dragen bijvoorbeeld, naar bepaalde café's te gaan, naar bepaalde muziek te luisteren - zolang het maar getuigt van smaak. En smaak, zoveel moge duidelijk zijn, is een begrip dat onderscheid aanbrengt. Smaak is voor aristocraten.

Amerikanen daarentegen hebben geen smaak. De feiten zijn bekend: van freshman tot weledelhooggeleerde lopen ze in sportschoen, joggingbroek en baseballpet, ze praten allemaal hetzelfde, betrekkelijk nuance-arme taaltje, ze eten allemaal dezelfde hamburgers in dezelfde wegrestaurants, en ze vinden alles even 'awesome'. In het o zo aristocratische Europa wordt deze eigenaardigheid vaak in onbegrip afgedaan als 'oppervlakkigheid', 'gebrek aan cultuur', of, natuurlijk, 'slechte smaak'. Maar de zaak ligt een stuk simpeler. Amerikanen zijn namelijk gewoon veel democratischer dan Europeanen, en dat bedoel ik niet zozeer in de politieke zin van het woord, maar in de sociale: iedereen is gelijk, period. En dus maakt het niet uit wat je draagt, wat je eet, en hoe je praat - zolang je maar succes hebt en geld verdient. De enige factor die hier onderscheid aanbrengt is rijkdom.

De gevolgen zijn dagelijks in alle glorie te aanschouwen op Union Terrace. Geen groepjes van rechtse corpsballen of linkse alto's, geen typische filosofiestudenten of provinciale HBO'ers, maar enkel één grote massa van knalrode 'University of Wisconsin' sweaters. Tuurlijk, de coasties van de Oostkust hebben rijke papa's en worden daarom een beetje benijd, maar dat is ook het enige. Verder schikt iedereen zich welwillend onder het knellende juk van de grote gemene deler.

Is dat erg? Ja en nee. Het grote voordeel van zo'n onbetwist egalitarisme is dat het veel makkelijker wordt voor buitenstaanders om zich te voegen naar de heersende norm. Madison's studentenbevolking is veel internationaler dan die van welke Europese universiteit dan ook, maar al die Chinezen, Brazilianen, Egyptenaren en Senegalezen weten moeiteloos op te gaan in de lokale gebruiken. Trek een rode trui aan, zeg om de zoveel woorden 'awesome', eet je dagelijkse hamburger en je bent Amerikaan. Zo makkelijk kan integratie dus zijn. En let wel, mét het volle, onvoorwaardelijke behoud van allerlei culturele snuisterijen, zoals, ik noem maar wat, religie.

Maar er is natuurlijk ook een keerzijde, of eigenlijk twee. De eerste ligt voor de hand, al heb ik daar nog geen Amerikaan van kunnen overtuigen: een leven zonder smaak is oersaai. Als esthetiek geen factor van belang is, etiquette niet bestaat en onderscheidingsvermogen enkel tot uiting komt op je bankrekening, dan blijft er weinig zout over in de pap. Dus dan ga je maar barbecuen - of je te pletter werken natuurlijk.

De tweede keerzijde is ernstiger. Het Amerikaanse egalitarisme mag dan relatief gunstig zijn voor immigranten, wie zich niet compromitteert aan de gemene deler valt al snel buiten de boot als een regelrechte loser. En de dupe hiervan is vooral die bevolkingsgroep die eigenlijk al het langst op Amerikaanse bodem verkeert en daarom, in tegenstelling to veel nieuwkomers, een eigen onderscheidende cultuur bezit: de zwarten. Het beetje zout in de Amerikaanse pap is van zwarte makelij, maar het lijkt wel alsof juist daarom de situatie van de Afro-Americans nog steeds zo schrijnend is. Zo heeft Madison z'n paar zwervers, en die zijn bijna zonder uitzondering zwart - en nooit mengen ze zich onder de spierwitte meute die zich tegoed doet aan de zon op Union Terrace. Terwijl alle soorten immigranten langzamerhand hun verleden vergeten en opgaan in de verstikkende vaart des volks, blijven de zwarten de buitenbeentjes, de enigen met een historisch gewortelde groepsidentiteit en onderscheidingsvermogen - de enigen, kortom, met smaak.

Het is al vaker opgemerkt: alleen in Amerika maakt de zoon van een immigrant gerede kans om tot president te worden benoemd, maar als Obama's roots luttele eeuwen terug zouden gaan naar een katoenplantage in Virginia, had hij nooit op zo'n manier 's lands middelmaat in vervoering kunnen brengen. Ras is dus niet de bepalende factor, waar het om gaat is de drang tot eigenheid - een drang die Obama ten enenmale niet bezit. Obama is geen aristocraat, en daarom is ie zo succesvol, in tegenstelling tot de meeste zwarten. Zij zijn als verarmde edellieden die zich beroepen op hun bijzondere stamboom, op hun speciale omgangsvormen, op hun cultuur, terwijl het plebs er met alle poen vandoor gaat. Ze zijn eigenlijk een beetje de Europeanen van Amerika.

Sunday, May 11, 2008

Cornhole

Amerikanen kunnen niet stilzitten. Nu het weer warmer wordt zie je ze zelden gewoon oeverloos ouwehoeren op een terrasje, want 'vrije tijd' komt niet voor in hun woordenboek. Er is alleen zoiets als 'recreatie', en onder het motto 'als je maar bezig blijft!' wordt er overal lustig gejoggd, gefrisbeed, en, als het even kan, gebarbecued - met een geblakerde hamburger om de gekoesterde illusie in stand te houden dat het Wilde Westen nog geen verleden tijd is.

Vast onderdeel van het barbecue-ritueel is een willekeurig bijbehorend spel, want Amerikanen willen ook altijd kunnen winnen. En het liefst een spel dat niet alleen uitzicht biedt op winst, maar ook op dronkenschap. Veruit de populairste bezigheid is dan ook het infame beerpong: een grote tafel met aan weerszijden bekers bier, en als de tegenstander er vanaf de andere kant een pingpongballetje ingooit moet je alles opdrinken.


Wél leuk is een ander spel, dat het beste van de Oude en de Nieuwe Wereld in zich verenigt. Het is een variant op baseball, maar dan met een voetbal en een grote biertap. Zet de tap op het tweede honk en geef ieder een gevuld glas - waarna de slagman de bal zover mogelijk moet wegtrappen en, inclusief glas, de honks afrent voordat ie wordt afgegooid. Of een homerun trapt natuurlijk, en, idealiter, de tijd heeft z'n glas bij honk twee nog eventjes bij te vullen. Ook de veldspelers hebben een biertje in de hand, dus een vangbal is bepaald geen sinecure - en de drank vloeit dan ook rijkelijk.

Het dieptepunt van stompzinnigheid is echter het stupide cornhole, dat om bizarre redenen grenzeloos populair is - iedereen doet het. De ingrediënten: twee planken met een gat erin, een paar bean bags, en gooien maar. Wie het vaakst raak gooit wint. Lachen!

Maar het kan altijd nog erger. Voor de zwaarlijvigen onder ons voor wie dit toch nog teveel beweging vereist, is er een grandioos alternatief voorhanden: hetzelfde spel, maar dan in gokkastformaat! Kun je dus lekker op je barkruk blijven hangen, met bier en hamburgers binnen handbereik, dronken worden en ook nog winnen. Als je maar bezig blijft.

Thursday, May 8, 2008

Academic warming

Arctic Spring

Zoek de verschillen

Tuesday, April 29, 2008

Flush Ideology

Vandaag in de categorie veelzeggende onbenulligheden: de wc-pot.

Het is namelijk, zoals bekend, een Amerikaanse eigenaardigheid om van alles een uitvergrote versie te verkiezen, en dat geldt niet alleen voor auto's en colaglazen, maar evenzeer voor wc's. Wie nietsvermoedend een Amerikaanse restroom betreedt treft daar doorgaans een soort installatie die in Europa enkel is toebedeeld aan de invalide medemens: allemaal stangen en buizen, drukknoppen en trekkoorden, en, als klap op de vuurpijl, een tot de rand toe gevulde ivoren watertoren die als een soort zondvloed met veel gegorgel de menselijke uitwassen overspoelt.

Nu heb ik nooit echt geloofd in het fenomeen van een 'nationaal karakter' dat af te lezen zou zijn aan allerlei 'typische' trekjes (in de trant van: 'Hollandse zuinigheid' en 'Spaans machismo', 'Italianen zijn echt moederskindjes', of 'In Amerika is alles toch zó oppervlakkig'). Maar waar ik wel in geloof is dat de kleine rituelen van alledag meer onthullen dan je in eerste instantie misschien verwacht: het fenomeen van de Spaanse botellón, heel-veel-samen-drinken-op-een-pleintje, verraadt een lange traditie van collectivisme, terwijl de Italiaanse passeggiata in de avonduren meedogenloos diepgewortelde competitiedrift blootlegt.

Dus wat nu te denken van die Amerikaanse wc's? Vier maanden lang heb ik m'n hoofd gebroken over deze essentiële kwestie, maar al die tijd moest ik een zinnig antwoord schuldig blijven. Tot vandaag, toen alles in één keer duidelijk werd. Zie, huiver, en oordeel zelf. En bovenal: denk nog eens goed na volgende keer als je doortrekt.

Tuesday, April 22, 2008

Highway 61

Helaas, het is geen Buick 6 waarmee we Madison uit scheuren, maar een sleetse wannabe versie van een gifgroene Jeep, waar alles van af gestript is dat ook maar zweemt naar Motown. Het doel: de Mississippi langs, noordwaarts, naar waar de rivieren bevriezen, diep in het desolate Mid-Westen op de grens met Canada. Thunder road kraakt uit de boxen, en Memphis blues, alweer, de geijkte nummers waar de Old Man van houdt.


Langs de prairies waar Frank Lloyd Wright zijn inspiratie opdeed zien we hem liggen, wijd uitgestrekt, zijn armen opzij kronkelend in een innige omarming van het landschap. Prairie du Chien heet het hier, de hondenprairie waar zeventiende-eeuwse Fransosen bont verhandelden tegen vuurwater. Hun leider, een zeker Heerschap van Luth, rookte de vredespijp met de plaatselijke Sioux, voer stroomopwaarts op zoek naar de bron, en werd als dank vereeuwigd als plaatsnaam. Maar in Duluth, aan de oevers van Lake Superior in het hoge noorden, herinnert de grauwe ijzerindustrie in niets meer aan Franse frivoliteiten. Roestige gevaartes staan te verkommeren in de haven, en bij Caribou Coffee bezweert een van de tandenloze vissers dat alle opbrengsten van de zwarte drap direct naar Irak gaan - de zaak is in handen van de NRA, zo zegt hij, en al is Charlton Heston dood, de wapens vloeien nog rijkelijk.


These two lanes will take us anywhere, en inderdaad, na de brouwerij in La Crosse, trots op naar eigen zeggen het grootste sixpack ter wereld, volgt New Amsterdam, the Town of Holland, en nog zo wat gehuchten langs de Mississippi, de St. Croix, en verder. In Minneapolis is Prince, de enige inwoner, in geen velden of wegen te bekennen, het welkomstvrouwtje in de Wal-Mart knikt vriendelijk maar zakt haast door de knieën van ellende om haar hongerloon, en de straten van Superior, aan de andere kant van Duluth, zijn als de stoffige wegen in een boevenstadje uit Lucky Luke: gure types, een rijtje saloons en red carpet lounges, braakliggende kavels en een uitgebrande pick-up truck. De nacht is zoals het hoort, als de Daltons: een blokhut aan het meer, een kampvuur en een paar sixpacks - van normaal formaat deze keer. Waar is Tenderfoot?

Rijdend door de oneindige bossen waar rode rivieren vol ijzererts naar het meer stromen, kan ik het niet laten terug te denken aan een film die, alweer een paar maanden geleden, draaide in Madison's onvolprezen Orpheum.

Die film ging over Bob Dylan - de enige beroemdheid uit Duluth sinds de Heer van Luth zelf. Of eigenlijk ging ie over allemaal Dylans die geen van allen echt Dylan heten. Dat zit zo: Bobby vond het best dat er een film over hem gemaakt werd, zolang het woord 'genius' en de naam 'Bob Dylan' er maar niet in werden genoemd. I'm not there heet de film dan ook - en ondermeer een klein negertje én Cate Blanchett vervullen de rol van het niet-genoemde genie.

De film weet zo aardig Dylans eigen maskerades te verbeelden, want de goede man zelf is altijd minstens even ondoorgrondelijk geweest over z'n verleden. Nu, tussen de uitgestrekte ijzermijnen in het lege achterland van Lake Superior, wordt me wel een beetje duidelijk waarom. In de Bad River Lodge & Casino, op het laatste stukje Indiaanse grond tussen de Apostle Islands en Lac du Flambeau, zoeken de mijnwerkers van weleer naar nieuw heilloos vermaak, en een vluchtige blik langs de gokkasten biedt het treurigste aanzicht denkbaar: rijen uitgezakte pensionado's met lege ogen en lege zakken, die met een hand aan de hendel en met een been in het graf hun laatste nikkels in de kast gooien.

Dylan verzweeg zijn jeugd in dit soort contreien liever, al zong hij dat Highway 61, de snelweg langs de Mississippi van Duluth naar New Orleans, de plek is waar Amerika op Gods commando z'n eigen kinderen terecht stelt, zoals Abraham ooit bijna deed met Isaak. Maar dat was teveel gezegd. Zelfs de hoogbejaarde Abraham had het hier nooit uitgehouden - en enkel de Old Man River zelf zorgt hier nu nog voor enig teken van leven.

Sunday, April 13, 2008

Si può fare?

Italië en de VS hebben meer met elkaar gemeen dan je op het eerste gezicht zou verwachten - nog afgezien van Tony Soprano's favoriete oneliner ti faccio un culo cosí. Zo heerst er in beide landen een opvallende ondernemingsgeest (Italië heeft de grootste concentratie kleine familiebedrijfjes ter wereld, de enige reden dat 's lands economie nog steeds niet helemaal is ingestort). Bovendien zijn zowel Amerikanen als Italianen extreem competitief ingesteld, wat zich bij de eersten uit in een onaflatende zucht naar roem en rijkdom, bij voorkeur ten koste van anderen, bij de laatsten in de eindeloze strijd wie de grootste zonnebril draagt.

Maar ook politiek gezien zijn er veel overeenkomsten. Een volk krijgt de regering die het verdient, en daarom zitten de VS al een jaartje of acht opgezadeld met hun Terror President, terwijl Italië al vanaf begin jaren negentig in de dwingende houdgreep ligt van Il Cavaliere - de alom verguisde mediamagnaat Berlusconi die zich naar eigen zeggen in zijn vrije tijd bij voorkeur verdiept in, hoe toepasselijk, Erasmus' De lof der zotheid.

Nu is er in beide landen de hoop dat alles eindelijk anders wordt. De Italiaanse Obama heet Walter Veltroni, schrijver en journalist, tot voor kort burgemeester van Rome, en met zijn 52 jaar een groentje in de Italiaanse politiek (voor de goede orde, Berlusconi is al 71, de president nadert de 90). Veltroni heeft zich nadrukkelijk laten inspireren door Obama en zijn boodschap ('Yes We Can, grazie'), en op een zonnige winterdag afgelopen februari beloofde hij op Obamaeske wijze, maar dan wel in een setting die je enkel in Italië vindt, het land weer hoop en vooruitgang namens zijn nieuwe partij, de Partito Democratico - zelden verraadde een partijnaam zoveel over de politieke status quo. Si può fare heet de officiële campagneleus die Veltroni toen lanceerde tegen het décor van de Umbrische heuvels rond Spello - en die leus was niet de enige verwijzing naar Obama. Jovanotti (bekend van 'L'ombelico del mondo') en een verbasterd YMCA vullen sindsdien Veltroni's spotjes met Italiaanse wansmaak op Amerikaanse leest geschoeid. En net als bij Obama vindt iedereen het prachtig, zoals moge blijken uit dit mierzoete, oer-Italiaanse filmpje (let op de zonnebril!).

Niettemin, uiteindelijk loopt de vergelijking spaak. Obama maakt een gerede kans om ook echt de verkiezingen te gaan winnen, maar Veltroni, arme Veltroni, is geen partij voor, wie anders, Berlusconi. Niemand zal ooit helemaal begrijpen waarom zoveel Italianen nog steeds geen genoeg van hem kunnen krijgen, maar dit filmpje licht misschien een tipje van de sluier: op de vraag van een serieuze jongedame wat zijn plannen zijn voor jonge koppels met weinig geld en geen baan, antwoordt Berlusconi dat zij altijd kan trouwen met één van zijn zonen, natuurlijk allen multimiljonairs. 'Met jouw glimlach kan je je dat best permitteren', zegt hij - en het meisje, zo blijkt duidelijk, reageert niet zozeer verontwaardigd als wel opgelaten om zoveel vleierij. Berlusconi's bijnaam is niet voor niets Cavaliere, hij combineert de verleidingskunsten van een gelikte troubadour met de listige verdeel-en-heers scrupules van een adellijk heerschap, en belichaamt zo de Italiaan pur sang. Berlusconi is Italië, en daarom kiest Italië Berlusconi.

Het zal er morgen om spannen, maar wie tegen zessen 's avonds hoort dat Berlusconi weer aan de macht is moet niet verbaasd zijn. En ook al wint Veltroni nipt, dan zal hij, net als z'n voorganger Prodi, geteugeld blijven door het bit van de Cavaliere. Want in de Italiaanse politiek geldt eigenlijk maar één axioma: Non si può fare. E basta.

Saturday, April 12, 2008

Renaissance v. Cubs

Wat gebeurt er met de Renaissance als Amerikanen er mee aan de haal gaan? Het antwoord ligt voor de hand: kunst en wetenschap vallen dan ten prooi aan booming bussiness. Bij de 2008 Annual Meeting van de Renaissance Society of America is academisch zakendoen tot perfectie verheven. Het congres vindt plaats in de poenerige suites van, natuurlijk, het vijfsterren Renaissance hotel midden in de Loop van Chicago, en al bij binnenkomst in de geparfumeerde lobby blijken de kenmerkende universitaire spinrag en sandalen hier ten enenmale afwezig. Mantelpakjes en stropdasjes trippelen af en aan, "How wonderful to see you again, Professor" klinkt uit aller kelen, bij de boekenstandjes koopt men elkanders nieuwste meesterwerk, en ach ja, er zijn ook nog meer dan 450 verschillende panels, met een totaal van zo'n 1500 sprekers. Maar dat bizarre aantal lijkt slechts bijzaak. Zien en gezien worden, dat is waar het hier om gaat: een academische catwalk voor nieuwkomers en ervaringsspecialisten, want wetenschap, zoveel moge duidelijk zijn, is als een modellenbureau. Als je maar netwerkt!

Op de niet-meer-zo-vroege donderdagmorgen is er de keus uit ondermeer de sessies 'Early Modern Horror', 'Constructing Marginality in Renaissance Art' , 'Negotiating Semantic Space in Early Modern Women's Writing' , 'A Sexual Renaissance: Secrets, Surprises, Scandals', en nog zo wat meer. Verbouwereerd staar ik naar het programma van de, zegge en schrijve, zestien verschillende panels over 'Dress and Identity'. Waar zou dat over gaan? Mijn eerste stilzwijgende suggestie, iets als 'Gendering Textiles in Renaissance Performativity', blijkt niet eens al tezeer bezijden de waarheid. Maar gelukkig zijn er nog veel meer opties. Ik voeg me bij een slaperig gezelschap en vang wat vage klanken op over (hoor ik dat nou goed?) 'Transatlantic Hybridization'. Het geheel wordt voorgezeten door de absolute personificatie van de academica Berkeley-style: een kordate blik achter een groene, hoekige bril, en een snerpend stemgeluid onder kort opgeschoren rode stekels met een ongeverfde witte kuif. Net een vogeltje, eigenlijk. Maar dan met een cv van 20 pagina's.


In charmanter gezelschap vlucht ik naar andere contreien. Wrigley Field is de thuisbasis van de baseballers van de Chicago Cubs, en rond het middaguur bereiden duizenden zich al vast voor op de wedstrijd van de dag. Het bier vloeit natuurlijk rijkelijk en ik moet even wennen aan het plotselinge verschil in conversatie. Op bezoek zijn de Milwaukee Brewers, en hier geen "How wonderful to see you again", maar een luidkeels "Fuck Brewers Fuck!"

Het taalgebruik weet echter niet te verbloemen dat de omgangsvormen hier zo mogelijk nog beschaafder zijn dan bij de Renaissance Society: er is nauwelijks politie, laat staan ME, geen rel of vechtpartij te bekennen. Waar zijn de hooligans? Eenmaal in het stadion knabbelt iedereen braaf op z'n pinda's, de pitcher gooit zich warm met een paar loepzuivere strakke ballen, de coaches kauwen alvast hard op hun kauwgum. Dan staat plotseling iedereen op. Petjes gaan massaal af, iemand op het veld grijpt de microfoon en verheft dan luidkeels zijn stem.
De Star Spangled Banner!



Eenmaal bekomen van zoveel bravoure beland ik later weer tussen de krijtstreeppakken op het congres. Mijn sessie is aan het eind van de dag, ergens weggestopt in de bedompte kelders van het hotelcomplex, het verdomhoekje voor de netwerklozen. We zijn maar met een paar, ieder houdt z'n praatje, en stiekem hoop ik dat iemand hard "Fuck Renaissance Fuck!" roept. Maar nee, er volgt enkel een bedaarde, bescheiden discussie. Het blijft een wonderlijke praktijk, die wetenschap: naar elkaars wanstaltige jargon luisteren en vervolgens doen alsof de wereldvrede ervan hangt. En toen bekroop me een eigenaardig gevoel. Wat nou als ik eens baseballer werd?

Monday, April 7, 2008

Door County

Lake Michigan is een grote plas zoet water waar de Noordzee wel een paar keer in past, en in deze tijd van het jaar zijn de uitlopers ervan nog helemaal bevroren. Hier, tussen de slaperige dorpjes van Egg Harbor en Fish Creek, zakt de avondzon niet in zee maar smelt hij weg in een eindeloze horizon van ijs. Zo zal het er op de Noordpool ook wel uitzien - en op Wisconsin's schiereiland Door County is het ook een soort Noordpool: de straten zijn recht en verlaten, de bomen nog kaal en dor, de mensen bleek en goedhartig.


Niet al te lang geleden liep hier de uiterste westelijke grens van de VS, de frontlinie waarachter de laatste Indianenstammen een veilig heenkomen zochten voor de oprukkende beschaving. Tocqueville nam in 1831 de moeite om een kijkje te nemen in deze uithoek van de bewoonde wereld en dronk er een glas met een van de plaatselijke cavaleristen in het fort van Green Bay. Smakelijk vertelde deze "Majoor H." de jonge Fransman over een Indiaan die, schoolgegaan in New England en in alles een gentleman, met de Amerikanen had meegevochten tegen de Engelse overheersers, maar toch zijn ware aard niet altijd kon verbloemen: gezeten bij het kampvuur na een gewonnen veldslag sloeg de Indiaan besmuikt zijn jas open, en toonde de Majoor zijn oorlogstrofee. "And I actually beheld," said Major H., "between his coat an his shirt, the scalp of an Englishman still dripping with blood".

Anno 2008 verraden de druilerige wegen en slaperige suburbs rondom Green Bay niets van dit bloederige verleden. Het gebied is nog steeds in handen van de plaatselijke Oneida-Indianen, maar die zoeken hun heil nu in prozaïscher zaken: de Soevereine Oneina Natie, zoals het reservaat officiëel heet, is vooral bekend om zijn casino's en gokpaleizen. Verder, dieper in het drassige boerenland van Wisconsin, heeft het verleden wel stilgestaan, althans voor sommigen. Bij de eerste gitzwarte koets op de weg denken we nog aan een grap of een rare freak, maar al snel volgen er meer, inclusief bordjes die waarschuwen voor, wat anders, langzaam rijdend en stilstaand koetsen-verkeer. Plotseling wordt het duidelijk. We zitten midden tussen de Amish!


'S avonds aan de boorden van Lake Michigan goddank geen negentiende-eeuwse snuisterijen maar een gemoedelijk dorpscafé weggelopen uit de jaren vijftig. We slapen in het belendende motel, en de innemende barvrouw is trots op haar zelfgemaakte kippensoep en gepaneerde bloemkool-frituur. Ze wil weten waar we vandaan komen, wat we studeren, wat de toekomst brengen zal - en zegt dan plotseling dat ze zich zelf zo'n zorgen maakt om het Midden-Oosten. Ik aarzel: wat zou er volgen, een tirade tegen moslims? Maar nee, ze doelt op de oorlog, die al teveel geld heeft gekost, teveel levens. "It's about time to get our troops home", zegt ze. Iets later komt er een forse dorpsgenoot binnen, met de letters NAVY prominent op z'n trui. Een reservist, een veteraan misschien? Hij schuift aan aan de bar, bestelt een groot glas bier, en wendt de blik naar de twee tv-schermen - prominent aanwezig in ieder Amerikaans café, van dorpskroeg tot yuppenlounge. Op de treurbuis de ontknoping van het basketball seizoen, en in de studio wordt het commentaar verzorgd door een speciale gast: George W. Bush. Wat zou de barvrouw ervan denken? Life is all about priorities?

Tuesday, March 18, 2008

Tocqueville vs Dawkins

We zijn met z'n zevenen: de docent komt uit Canada, er is een Koreaan, een meisje wier roots liggen in Polen, een jongen uit New England die vloeiend Russisch spreekt (en altijd een bontmuts draagt), een Filipina uit Washington DC, ikzelf vertegenwoordig, tegen wil en dank, Europa, en o ja, nummer zeven is zowaar geboren en getogen in Wisconsin. Elke dindsdagavond buigen we ons in dit gemêleerde gezelschap over het werk van een jonge adellijke Fransman die, net vijfentwintig, in 1830 de oceaan overstak, een rondreis maakte door de ongeveer even jonge VS, en daar vervolgens een boek over schreef. Dat boek, met de bedrieglijk simpele titel De la démocratie en Amérique, geldt bijna twee eeuwen later nog steeds als het allerbeste dat ooit geschreven is over Amerika, over politiek, over de moderne wereld - over alles eigenlijk. Tocqueville heette de goede man, of zoals Richard, de Canadeze docent, hem pleegt te noemen: Takfil the dude.

Tocqueville is fascinerend om te lezen, niet in het minst omdat hij anno 1830 al pijnlijk precies de vinger wist te leggen op de zere plekken van dat rare continent Amerika, en tussen neus en lippen door ook nog eens feilloze kritiek levert op de gang van zaken in zijn geboorteland en de rest van de Oude Wereld. Maar minstens net zo fascinerend als Tocqueville zelf zijn de discussies in ons college - de Koreaan die zich afvraagt waarom de Indianen zijn uitgeroeid en de Koreanen niet, de jongen met bontmuts die de Europese Unie bij voorkeur de EUSSR noemt, het meisje met Poolse wortels die opmerkt dat ze in Polen, "you know, they're so, like, old-fashioned, you know, they even have their own currency, like, they're still so communist". En er is de docent, die achter Takfil the dude het brein van de door hem verachte slow-food beweging vermoedt - en daarom altijd pizza haalt voor bij het college.

In de tussentijd kom ik ook nog allerlei zinnigs te weten over de VS, bijvoorbeeld dat je hier werkelijk voor alles mag stemmen: niet alleen voor de president, de landelijke Senaat, het Huis van Afgevaardigden, voor de gouverneur en het parlement van je eigen staat, voor de burgemeester en de gemeenteraad - maar ook voor rechters. Zo goed als iedere rechter wordt democratisch gekozen in de VS, en toen ik dat hoorde flapperden mijn aristocratische oren: juries zijn al tot daar aan toe, maar zelfs rechters? Zoveel democratie kan bijna niet goed zijn, dacht ik, maar voor m'n klasgenoten bleek het de normaalste zaak van de wereld. Schoorvoetend moest ik toegeven dat je in Nederland alleen maar voor het parlement en de gemeenteraad (en ach ja, die rare Provinciale Staten) mag stemmen, en dat ik dat eigenlijk wel meer dan genoeg vind ook.

Een ander intrigerend fenomeen dat Tocqueville te berde brengt is de alomtegenwoordigheid van religie in het Amerikaanse leven - en volgens Tocqueville schuilt juist daarin de kracht van de Amerikaanse democratie. Het is, ook in een stadje als Madison, inderdaad opvallend hoeveel verschillende kerken er wel niet zijn (zelfs de vrijmetselaars hebben hun eigen pompeuse tempel), en dat er desalniettemin nooit onvrede onstaat tussen al die sektes en zeloten. Europeanen hebben nog wel eens de nijging om mensen van andere geloven in treinen te stoppen en ze vervolgens te vergassen, of ze scheppen er genoegen in een heilig boek in de hens te steken. Maar niets van dat alles in de VS. Religie, het maakt niet uit welke, is hier heilig, en het is haast ondenkbaar dat een Amerikaan aanstoot neemt aan godsdienst als zodanig. Dat bleek maar weer eens de afgelopen dagen, toen er veel gepraat en gediscussieerd werd over de voormalige dominee van Obama en de nogal ontvlambare preken van deze "anti-American racist". Ik was geschokt toen ik die beelden zag, niet vanwege wát de dominee zei maar vanwege de manier waarop - zijn overslaande stem en fundamentalistische geestdrift. Maar dat bleek hier allerminst de steen des aanstoots. Wat hier de gemoederen beroerde was de kritiek van de bewuste dominee op de blanken, op God en op de natie: God damn America had hij gezegd. In Nederland zou je daar geen seconde van het nieuws mee halen, maar hier is het ijdel gebruiken van de naam des Heren en der Natie een onvergeeflijke misdaad.

Obama was een paar dagen van slag vanwege het akkefietje, maar hij maakte veel goed vandaag met een mooie speech in Philadelphia, natuurlijk weer boordevol religieuze rhetoriek (en één eenzame quote van William Faulkner). Vorige week hoorde ik een andere speech, van een ander rhetorisch uiterste: het keurige Oxbridge Engels van de vermaarde evolutie-bioloog Richard Dawkins. Dat Engels was een verademing na al het geknauw hier, en ook in ander opzicht was Dawkins een vreemde eend in de bijt. Hij is namelijk een zelfverklaard atheïst, en had de moeite genomen om helemaal naar Madison te komen voor, zoals hij het betitelde, een staaltje consciousness-raising: de boodschap dat geloven in God, zoals Bertrand Russell al zei met een typisch Engelse metafoor, even belachelijk is als geloven dat er een grote theepot door het zonnestelsel koerst.


Wie raakt er nog opgewonden van zo'n argument? Nou, dat bleek. Er waren maar liefst 1300 man afgekomen op Dawkins' lezing, en ze vonden het allemaal even "very inspiring". Dat lijkt misschien raar gezien het bovenstaande, maar dat is het allerminst: atheïsme is hier namelijk niet iets vanzelfsprekends, iets dat je voor lief neemt en er dan niet meer naar omkijkt, zoals in een goddeloze stad als Amsterdam. Integendeel, in Madison ben je een atheïst, het is het een levensophouding op zich, een overtuiging die, inderdaad, alle trekjes vertoont van een georganiseerde religie, met z'n eigen parochie, z'n eigen periodiek, en z'n eigen dominee Dawkins. Dus vandaar vondt iedereen het zo "very inspiring" - met Dawkins als de Heilige Geest.

Welgeteld één uitspraak van Dawkins zette me aan het denken. Hij claimde namelijk dat de wereld er een stuk beter zou uitzien als er geen religie zou bestaan. Twee maanden geleden had ik dat ongetwijfeld direkt beaamd, maar nu, na Tocqueville, weet ik het zo net nog niet. Die religieuze Amerikanen blijken immers toch al meer dan twee eeuwen in staat er een aardig complexe democratie op na te houden - met alle rare fratsen van dien, maar toch, een democratie waar een tweede generatie immigrant met een islamitische vader uit Kenia zomaar eens de volgende president kan worden. Want zeg nou zelf: in Nederland was een man als Obama nog steeds een allochtoon, akomstig uit een achterlijke cultuur, een kut Keniaan. Maar in het oer-religieuze Amerika wordt hij juist omdát hij de zoon van een immigrant is en zo'n verwrongen familiegeschiedenis heeft bewonderd. Zolang ie maar naar de kerk gaat.

Saturday, March 8, 2008

Brattleboro, VT

Obama wint weer: het desolate Wyoming, midden in de Rocky Mountains, is van hem. En hoogstwaarschijnlijk krijgt hij ook de meeste gedelegeerden uit Texas (al zijn ze daar nog steeds aan het kletsen over hun caucuses). Daarmee zijn Hillary's kansen tot het absolute nulpunt gedaald, en als ze verstandig zou zijn hield ze de eer aan zichzelf. Maar Hillary is niet verstandig, en Obama dreigt nu te worden meegesleept in haar onvermijdelijke ondergang. De Republikeinen wrijven zich al in hun klamme handjes.

Het échte nieuws komt echter uit Vermont, het kleine staatje in New England waar Obama ook al won. In het plaatselijke gehucht Brattleboro konden de inwoners afgelopen dinsdag niet alleen stemmen voor een nieuwe president, maar ook voor het lot van de zittende. Deze vraag stond er op het stembiljet:

"Shall the Selectboard instruct the Town Attorney to draft indictments against President Bush and Vice President Cheney for crimes against our Constitution, and publish said indictments for consideration by other authorities and shall it be the law of the Town of Brattleboro that the Brattleboro Police, pursuant to the above-mentioned indictments, arrest and detain George Bush and Richard Cheney in Brattleboro if they are not duly impeached, and prosecute or extradite them to other authorities that may reasonably contend to prosecute them?"



Het resultaat van het rebelse referendum: een overweldigend ja! En zo zijn Bush en zijn kornuit Cheney hun leven niet meer zeker. Wee hun gebeente mochten deze vogelvrijverklaarde cowboys ooit terecht komen tussen de sherrifs en scherprechters van Brattleboro, VT. Rest de vraag aan welke autoriteiten ze dan zullen worden uitgeleverd. Is er niet nog een pensionnetje vrij in Scheveningen?

Friday, March 7, 2008

Linkiness

Zelfvoldane academici hebben er doorgaans een handje van om de stilletjes geliefkoosde uitwassen van de populaire cultuur in het openbaar te verguizen. Tot het moment dat de New York Review of Books, het statige lijfblad van East Coast liberals, ergens een stuk aan wijdt. Want dan weet je: nu is het verwerpelijke officiëel salonfähig verklaard, en heeft het de rite de passage van lage naar hoge cultuur volbracht (zo schrijven ze daar bij de NY Review, met veel rare buitenlandse termen in één zin). Afgelopen zomer overkwam het bijvoorbeeld The Sopranos, dat zich na zes lange jaren plotseling kon verheugen in een doorwrochte analyse uit de onmiskenbare koker van de literatuurwetenschap, waarna iedere zelfverklaarde intellectueel dus eindelijk zonder schroom voor de buis kon kruipen.

En nu is het de beurt aan de geneugten van het internet. De NY Review gunde enkele weken geleden al de coverstory aan het fenomeen van, jawel, de weblog, waarmee al 's werelds 15 miljoen actieve maar ongelezen bloggers in één klap werden toegelaten tot de literaire canon. En deze week blijkt ook het langverachte Wikipedia de goedkeuring van de boekenwurmen te kunnen verdragen: een gerespecteerd literator begaf zich achter de surrealistiche schermen van de online encyclopedie en schreef een prachtig verslag van zijn verslavende ervaringen. Niemand die zich dus nog over zijn reputatie hoeft te bekommeren als ie weer eens een hele middag van onbenullig wikipedia-artikel naar onbenullig wikipedia-artikel surft, zonder zich te herinneren naar wat ook al weer op zoek te zijn. En geen promovendus die zich nog langer zal schamen als al zijn kennis te herleiden blijkt tot het luchtledige territorium van wiki-feitjes. Want nu is het officiëel: Wikipedia mag!

En de NY Review? Dit zegt Wikipedia: 'Because of its purported insularity, the Review has sometimes been called "The New York Review of Each Other's Books"'. Een mooi medium, nietwaar?

Monday, March 3, 2008

Weiser House

Hoe raar Amerika eigenlijk is blijkt pas echt goed in Chicago. En dat niet eens omdat de overweldigende glanzende skyline zo scherp afsteekt bij de bochtige straatjes die je gewend bent van al die koddige Europese stadscentra, of omdat er meer limo's op straat zijn dan mensen. Er is iets anders aan de hand, iets wezensvreemds, iets bijna onnatuurlijks. Iets dat je doet afvragen: waarom wonen er hier überhaupt mensen?

Met de fiets is alles van nabij te overzien. Bert is Utrechtenaar en heeft een duister verleden bij Tom-Tom, dus hij weet de weg, en op onze geleende roze racefietsjes scheuren we door Chicago: het centrum uit, langs het bevroren Lake Michigan, en dan dwars door de verschillende lagen van de stad. Na de wolkenkrabbers waar teveel geld verdiend wordt belanden we eerst in een uitgestrekt industriegebied, tussen verweerde kolencentrales, grote verroeste gevaartes en gigantische rangeerterreinen. Er komen gaandeweg meer scheuren in de cementen straten en de fabrieken gaan langzaam over in een soort niemandsland, een haast post-apocalyptische vlakte die enkel in leven wordt gehouden door het geraas van een achtbaans-snelweg. Maar voor de rest leeft hier niets meer: hele rijen huizen zijn dichtgetimmerd, in sommige blokken staat enkel nog één pand overeind, de rest van het terrein ligt braak. Vervallen gevels met afgebladderde reclame-leuzen wekken de suggestie van een ver, roemrucht verleden. Dan, plotseling, weten we waar we zijn: 'Historic Route 66', zo vermeldt een onopvallend verkeersbord. Ooit, niet zo lang geleden eigenlijk, was dit het startpunt van Amerika's beroemdste liftroute. Na een paar decennia is er al niets meer van over - in Amerika rust er een vloek op alles wat geschiedenis is.

We fietsen door, en bereiken langzamerhand weer de bewoonde wereld. Het eerste teken van leven is een duister sujet met een koevoet op een parkeerterrein, en al snel volgt er meer bedrijvigheid. Een armoedig schepsel verkoopt haar laatste spulletjes op straat - vier glimmende wieldoppen en een rafelig bankstel. Na de zwarte wijk volgt de Ukrainian Village, dan Pilsen, de Paseo Boricua- ooit woonden hier Oost-Europeanen, nu is de voertaal Spaans. In het Mexicaanse pannenkoekenhuis klagen ze al over gentrificación: de buurt wordt hip, de yuppen rukken op!


In het nabije 'Weiser House', een co-op van zestien man in een groot oud warenhuis op de grens van het zwarte ghetto, surfen we op de sofa. Het is een typisch kraakpand-gezelschap van bebaarde idealisten en zweverige tieners, en zoals het hoort in zo'n setting gebeurt er van alles en niets tegelijk: de een is in de weer een vrachtlading literatuur te sorteren voor het programma 'Books to Prisoners', de ander verwoed verwikkeld in het brouwen van zijn eigen bier. Veganistisch, dat spreekt voor zich, en bovendien helemaal gratis, want de bewoners halen bijna al hun proviand via dumpster diving. Maar natuurlijk, ook hier zijn er de onvermijdelijke hippe witte apple-tjes. En zoals vaker bij dit soort figuren schuilt er achter al het idealisme een naar soort naïeve verbetenheid. Het 'Weiser House' is namelijk ook een zelfbenoemd 'Activist Collective', en tot diep in de nacht wordt er bloedserieus gesproken over hoe de politie bij de volgende demonstratie wel niet moet worden bekogeld. De kabouterachtige jongen met wollige baard en pretoogjes (alleen de puntmuts ontbreekt) stelt voor eens een zelfgemaakte taser te proberen, een van de schattige meisjes vertelt lachend over die keer dat ze haar menstruatiebloed in een emmer had opgespaard als geïmproviseerde verfbom. Mijn blik wendt zich af. Achter haar, in een hoek, staat een grote tent van aan elkaar genaaide Amerikaanse vlaggen.

'S avonds racen we weer op de fiets door de stad, langs verkeersaders en onheilspellende steegjes terug naar het centrum. In de Green Mill, ooit de speakeasy van Al Capone, zingt een replica van Billy Holliday. En er is natuurlijk blues, veel blues. Wat kun je ook anders in zo'n stad?

Wednesday, February 27, 2008

Buckley vs Chomsky

William F. Buckley Jr., de kleurrijke vaandeldrager van de Amerikaanse conservatieven, CIA-agent, schrijver van spionagethrillers, en het dandyeske brein achter het tijdperk Reagan, is vandaag overleden. Hij was de verpersoonlijking van de geletterde aristocraat, een hautaine Victoriaan verzeild geraakt in de twintigste eeuw, en hij stierf, zoals het een eerzaam literator betaamt, op het slagveld: gezeten aan zijn bureau, de pen in de hand en bezig aan een laatste column voor zijn geesteskind, de National Review.

Met het verscheiden van Buckley is het Amerikaanse debat een eloquente spreekbuis armer, een van de laatste mastodonten van een hele generatie public intellectuals die betrokken waren bij alle Amerikaanse oorlogen van D-Day tot Desert Storm. De laatste dezer mohikanen is nu, wellicht, Buckley's grootste tegenstrever, die op zijn oude dag, net als Buckley, nog immer het publieke debat beheerst, maar dan aan de linkerzijde: Noam Chomsky. De uitersten van de Amerikaanse politiek komen misschien wel nergens beter naar voren dan in de geanimeerde discussies die de twee heren voerden in 1969, op het hoogtepunt van de oorlog in Vietnam. Zie hier en hier hoe de wetenschappelijke redelijkheid van Chomsky destijds botste op de arrogante rhetoriek van Buckley, maar ook hoe Chomsky's academische brein geen weerwoord heeft op Buckley's subtiele ironie. De thema's van hun discussie hebben, na bijna veertig jaar, allerminst aan relevantie en actualiteit ingeboet, al zal de setting menige wenkbrauw doen fronsen: het zijn haast Monty Python-achtige sketches, waarbij twee door-en-door beschaafde gentlemen die elkaar niet kunnen uitstaan, toch in vloeiende volzinnen de ander te woord staan, zonder zich te verlagen tot gemakkelijke leuzes of ordinaire beschimpingen. Ook dat kan in Amerika - al zal Buckley's aristocratische accent vanaf nu node worden gemist.

Tuesday, February 19, 2008

Fighting Bob redux

Een paar panden naast de lesbische-fetisj-en-groene-pruiken winkel 'Amsterdam' (waarom zijn het toch altijd dat soort zaken die zich met de naam mijner geboortestad tooien?), bevindt zich Laundry 101: een gigantische wasserette waar de van moeders zorgen verstoken studenten hun vieze onderbroeken wassen. Dezer dagen heeft het gebouw echter ook een andere, minder prozaïsche functie, want hier, tussen de gigantische wasmachines, bevindt zich het tijdelijke hoofdkwartier van de Obama campagne. Vandaag, op verkiezingsdag, is het er een drukte van belang, stickers, posters en broches van de Verlosser gaan van hand tot hand, een batterij hippe Apple notebooks draait op volle toeren, twijfelende kiezers wordt nog eens op het hart gedrukt toch vooral de goede keus te maken.

Madison blijkt, enkele uren later, door en door Obama-country. Sinds zo'n beetje het begin van de vorige eeuw staat het stadje bekend als een bolwerk van progressievelingen, en ooit probeerde de lokale held 'Fighting Bob' La Follette al eens met zijn links-populistische rhetoriek vanuit hier het Witte Huis te veroveren.
Dat was in 1924, en mislukte jammerlijk. Nu staan de zaken er voor Madison's eloquente lieveling beter voor. In heel Wisconsin wint Obama met dikke cijfers, maar het verschil in Madison is pas echt groot: bijna 70% tegen de schamele 30% van Clinton. Waar 'Fighting Bob' het onderspit dolf lijkt Obama zo langzamerhand op weg naar de Democratische kandidatuur - en, met een beetje mazzel, het presidentschap.

Ze had het nog geprobeerd. Gister, tussen de blizzards door, kwam Hillary op de valreep nog naar de stad om toch vooral te bezweren dat het niet om mooie woorden gaat, maar om daden. Het verschil was opmerkelijk: Obama sprak vorige week voor 20.000 krijsende pubers, zij voor een paar duizend bedaarde 40+ ers, en zowaar, na alle 'Yes We Can' overkill van de afgelopen dagen kon het geen kwaad weer eens te kunnen luisteren naar een duidelijk, genuanceerd verhaal met gewoon wat feiten en concrete plannen. En al heeft Hillary wat waarschijnlijk de naarste glimlach van dit halfrond genoemd moet worden, haar ideeën blijken een stuk beter onderbouwd dan die van de charismatische Obama.

Niettemin, rhetoriek wint het doorgaans van nuance, en ook in politiek verslaat het hart meestal het hoofd. Clinton snapt dat maar half, en haar speeches bestaan vooral uit cijferreeksen en jargon doorspekt met een enkele quasi-populistische kwinkslag. De Obama's snappen het beter, niet alleen de Verlosser zelf, maar ook zijn wederhelft. Michelle Obama blijkt de onvermoede ster van deze campagne. Ze spreekt kort voordat Hillary de stad aandoet en in alles is ze haar man's evenknie: grappig, eloquent, gracieus, en vooral fel, een onvervalst staaltje van een angry black woman, maar dan wel opgeleid in Princeton en Harvard. Girl Power waar Hillary niet van terug heeft - dat wordt nog wat in de Oval Office.

Saturday, February 16, 2008

Messiah

En toen kwam het hele verkiezingscircus naar Madison. Aanstaande dinsdag is hier de plaatselijke primary, en nu, in het heetst van de strijd, zetten alle kampen hun hoogste troeven in om de twijfelende kiezers over de streep te trekken. In het geval van Hillary betekent dat: dochterlief en manlief. Chelsea was al langsgeweest, vandaag is het de beurt aan Bill. De plaats van handeling is, nota bene, een grote koeienstal waar normaliter de gaafste exemplaren vee paraderen voor het keurende oog van dierenartsen en handelaars. Het ruikt er naar hooi en mest, geen ideale habitat voor de eerste zwarte president van de VS, zoals Toni Morrison hem ooit betitelde, maar het kan Bill allemaal niet deren. Hij heeft er zichtbaar zin in, zijn bolle wangen worden langzamerhand steeds roder, en je kan merken hoe leuk deze man het vindt om, al is het in een stinkende stal, alle aandacht op zich gericht te zien. Een windvlaag blaast de blaadjes van zijn speech weg maar Bill keuvelt geanimeerd door, vertelt grapjes, flirt met de meisjes op de eerste rij ('Bill, do you wanna be my Valentine?' staat er op hun spandoek) - en vol melancholie praat hij over vroeger, dat verre verleden vóór Bush, toen hijzelf nog Valentijnsdag vierde in het Witte Huis. Wat zou ie graag weer terugkeren...

Eerder op de dag vereerde Bill's dorpsgenoot uit Hope, Arkansas de stad met een bezoek. De republikeinse kandidaat Mike Huckabee trekt een ander publiek: hier komen de rednecks, bleke tienermoeders met nu al een hele schare jong grut om zich heen, diepgelovige vrachtwagenchauffeurs en keutelboeren, chagrijnige opa's met een door oma gebreide Stars and Stripes trui. Huckabee heeft, net als Clinton, een grappig zuidelijk accent - Tuesday wordt "Tuesdee" - en dat geeft hem, ondanks zijn publiek en zijn boodschap, iets beminnelijks. Zo heeft het ook wel iets charmants dat deze dominee, al heeft hij geen enkele kans meer om de verkiezingen te winnen, toch koppig door blijft gaan, gewoon om een beetje te plagen en te stoken. Zijn gehoor vindt dat anti-establishment in ieder geval prachtig, net als zijn stellingname pro-life (een eufemisme voor 'dood alle abortusartsen'), en de tirades tegen hoeren, gokkers, immigranten en islamofascism - een term die in Nederland ook wel gebezigd wordt, maar dan in andere kringen. Zoals Theo van Gogh tegen zichzelf gezegd zou hebben: met zulke vrienden heb je geen vijanden meer nodig.

Maar de klapper van de week was natuurlijk toen de Uitverkorene zelf naar Madison kwam. Het zoemde al een paar dagen rond in collegezalen, cafeetjes, bij de kassa van de supermarkt: "Heb je het al gehoord? Hij komt!" En dinsdag was het dan zover. De ingang van het Kohl Center, Madison's sportpaleis waar alle grote basketball en ijshockey wedstrijden gespeeld worden, zag een paar uur voor aanvang al zwart van de mensen. Het was als een popconcert: hordes jongens en meisjes die opgewonden giegelend de kou trotseerden om een glimp van hun idool te kunnen zien en elkaar joelend vertrapten toen de deuren opengingen. Eenmaal binnen ging de wave een paar keer door het stadion - 20.000 man - er werd geyelld en gezongen, en toen, na nog een paar uur wachten, was ie er. Obama!


Net die avond had Obama weer drie staten gewonnen, en hijzelf, en die gigantische menigte, waren euforisch. Hij probeerde zich alvast een soort presidentiële allure te verlenen, sprak enkel over McCain en niet meer over Clinton, en iedere keer dat er weer een van zijn bekende, inmiddels geheel uitgekauwde soundbites langskwam barstte het gepeupel uit in een gigantisch gebrul alsof het de Messias zelf was die sprak. We Gonna Heal This Nation! We Gonna Fulfill The American Dream! Yes We Can!

Nu is Obama de slechtste niet, en zijn charme, bevlogenheid en eloquentie staan buiten kijf, maar het had allemaal iets tenenkrommends, soms zelfs beangstigends. Zo'n zelfverkozen volksmennerij had ik nog nooit gezien, en tegen beter weten in moest ik denken aan de zwart-wit beelden van Leni Riefenstahl's Triumph des Willens. Maar dan op z'n Amerikaans, met een soort gespeelde authenticiteit: er werden zogenaamd zelf-gemaakte spandoeken verspreid op strategische plekken in de hal, en een vooraf geselecteerd, keurig gemengd publiek van oud en jong en wit en zwart werd achter Obama's spreekgestoelte gepositioneerd, precies in het blikveld van de camera's. Twee jongens met een onschuldig, wél zelf-gemaakt spandoek ('911-Truth Now') werden hardhandig uit de zaal getrapt door Obama's beveiliging. En misschien nog wel het ergste: de volzinnen van Obama bleken te berusten op een ingenieuze autocue, verdekt afgespeeld op twee doorzichtige plastic schermen aan weerszijden van de Grote Verlosser. Kijk maar goed naar deze beelden van de speech, en je ziet dat Obama altijd óf naar links, óf naar rechts praat - zorgvuldig beproefde en uitgecalculeerde zinswendingen die op tv de suggestie wekken van geïmproviseerde, jongensachtige openheid.

En zo werd mijn aanvankelijke naïeve optimisme ruw verstoord door de harde werkelijkheid van de Amerikaanse showbizz democratie. Niet dat het veel kwaad kan: na zeven lange droge jaren onder Bush snakt het land naar een nieuwe periode van voorspoed en vooruitgang, en Obama, met zijn profetische, messianistische rhetoriek, voldoet precies aan die verlangens. Zijn rally was de grootse politieke bijeenkomst van een presidentskandidaat in de geschiedenis van Wisconsin, en voor het eerst in decennia lijkt het opkomstpercentage bij de voorverkiezingen, hier doorgaans zo rond de 30%, hoger uit te gaan vallen. En ik moet toegeven dat het Amerikaanse politieke bestel toch opvallend goed blijkt te werken: de oudste democratie ter wereld bewijst weer eens, ook na alle fraude en deceptie van de afgelopen jaren, weerbarstiger te zijn dan de cynici (onder wie ikzelf) bevroedden. Niettemin was ik, voor één keertje, blij om uit een land te komen waar politici geen volksscharen bespelen met de belofte van hoop en vooruitgang. En waar de premier gewoon een bebrild en bebloempot ventje is dat niet uit zijn woorden kan komen.

Tuesday, February 12, 2008

Clyde vs Chelsea

Zowaar, Madison heeft zijn rockster. Sterker nog: zijn funky ster! Iedere maandag is King's Club het eigendom van Clyde Stubblefield, ooit de drummer van James Brown en verantwoordelijk voor de meest gesamplede tune in de geschiedenis, nu de funkiest ingezetene van Wisconsin. En al vriest het dat het kraakt, Clyde weet met z'n band, bestaand uit swingende rednecks, een gebleekt mokkel dat zingt en grijzende zwarten die de show stelen, zelfs de stijfste benen in Madison los te weken.


Niettemin, de onbetwiste winnaar van de dag is Chelsea. Chelsea is 27 en allerminst moeders mooiste, maar haar eloquentie staat buiten kijf. In het publiek natuurlijk heel veel brave meisjes, maar Chelsae weet ook de vervelende opgeschoten jongens met vlasbaardjes die beginnen over Irak kordaat te woord te staan. Amerikanen kunnen goed praten in het openbaar, en Chelsea bewijst dat eens te meer. Uit haar mond geen enkele keer "ehh", maar enkel feiten, goedlopende volzinnen, veelzeggende percentages en de toepasselijke soundbite. Let op mijn woorden: over een jaar of vijfentwintig, laten we zeggen in 2032, wordt voor het eerst een vrouw beëdigd als president van de Verenigde Staten. Haar naam: Clinton. Chelsea Clinton.

Sunday, February 10, 2008

Bascom Hill

Ik heb altijd de nodige argwaan gekoesterd jegens het fenomeen campus, maar op Bascom Hill moet ik me gewonnen geven: hier, in het centrum van de Universiteit van Wisconsin, blijkt dat de vrolijke orde van zo'n academisch bolwerk zo gek nog niet is. In de typische setting van statige Victoriaanse gebouwen en betonnen jaren zestig gedrochten is er een constante dynamiek van hordes freshmen en sophomores die van collegezaal naar mensa naar bibliotheek draven, en zelfs de grootste cynicus zou gecharmeerd raken van dit levendige gebeuren. De campus is, zoals alles hier, nogal uit zijn kluiten gewassen, met een eigen politiemacht, busdienst, dierentuin en, hoe kan het ook anders in het land van Al Gore, bruinkoolcentrale - maar die grootschaligheid weet de pret niet te drukken, integendeel. Hier geen lethargie en de typische inertie die studentikoze kringen in Europa nogal eens parten speelt, maar actie, ondernemingslust en daadkracht: het Amerikaanse werkethos op micro-niveau, onder het wakend oog van een besneeuwde vader des vaderlands.


Aan de top van Bascom Hill staat, natuurlijk, Bascom Hall - waar de college's doorgaans beginnen met het dagelijkse favoriete nummer uit de prof's i-pod. Ordinair, zegt de Europeaan in je, maar tegelijkertijd zijn het wel altijd goede nummers, zoals hier op de raarste plekken de beste muziek wordt gedraaid: in de deli op de hoek, in de verderfelijke Starbucks, en zelfs in de thriftstore waar vrachtladingen troep verkocht worden onder de opzwepende klanken van vers gedraaide electro. Zo hangt er overal een sfeer van optimisme en vrolijkheid, en vermengt het werkethos zich met een opvallende relaxedheid die je in de Oude Wereld zelden aantreft. Want al is iedereen steeds bezig, niemand heeft haast; de domste vragen en de sloomste verzoeken krijgen altijd beminnelijk antwoord; en na drie weken hier heeft nog geen auto getoeterd. Natuurlijk, autorijden is geen probleem voor Amerikanen, maar vreemd genoeg betekent dat ook dat iedere Hummer voor voetgangers stopt (zelfs al loop je door rood), en dat menigeen rustig met een paar glazen op achter het stuur kruipt en dan gewoon op zijn gemakje naar huis kart, ook al liggen er decimeters sneeuw. Gisternacht, bij een wind chill van -14F, kreeg ik een lift van Noah in zijn auto met kapotte verwarming. De ruiten waren zowel van binnen als van buiten bevroren, je kon geen hand voor ogen zien, maar Noah gaf (met het nodige achter de kiezen - er was een tap op het feest) geen krimp: rustig stuurde hij zijn slee over spekgladde wegen langs sneeuwschuivende gevaartes, gemoedelijk babbelend over van alles en nog wat.

De Amerikaanse dadendrang blijkt dus heel goed samen te kunnen gaan met een haast provinciaalse immuniteit tegen stress, en bovendien met een opvallende zelfdiscipline. Één van de raarste aspecten van het leven hier is natuurlijk de eeuwige legitimatieplicht, en zefs grijsaards moeten als ze een biertje bestellen soms bewijzen dat ze toch echt boven de 21 zijn . Maar deze bizarre regeltjes lijken niemand echt te kunnen deren - sterker nog, ze worden gekoesterd. Als een van de plaatselijke fraternities een feest geeft in hun studentenhuis dan wordt er keurig bij de deur gecontroleerd of iedereen wel oud genoeg is, en om 2 uur 's nachts gaat iedereen weer, weliswaar laveloos, braaf naar huis. Morgen een nieuwe dag - en dan moet er gewerkt worden!


Toch heeft al die gemoedelijke en gedisciplineerde werklust een paar rare trekjes. Het eerste is, cliché of niet, onwederlegbaar: al werken ze nog zo hard, Amerikanen zijn dom. En dat is niet alleen omdat ze een boers accent hebben, geen buitenlandse namen kunnen uitspreken (wat dat betreft zijn het net Spanjolen), en de beschikking hebben over een beperkt vocabulaire van een paar woorden. Het is simpelweg omdat ze verdomd weinig weten. Grad students hier worden geacht al enkele jaren rond te hebben gelopen op deze aardkloot en heel veel dikke boeken te hebben gelezen, maar daar is bij werkgroepen weinig van te merken. Geen wonder dat de gemiddelde Amerikaanse promovendus in geschiedenis er negen lange jaren over doet voor z'n schrijfsels zwaar genoeg bevonden worden - en bij dat gemiddelde is zelfs de sloomste Hollandse AIO een wonder van de wetenschap. Anders dan vaak gedacht wordt doet een universiteit als deze dus qua kennis allerminst onder voor een willekeurige Europese rivaal. Wat het verschil maakt is de organisatie, en het geld. Dankzij de genoemde werklust, stressongevoeligheid en discipline is het universitaire leven hier zonneklaar en waterdicht geregeld, zijn er welhaast meer computers dan studenten, en blijft de bibliotheek zonder blikken of blozen 24 uur per dag open. Zo'n houding creëert niet per se grote geesten, allerminst, maar het zorgt er wel voor dat iedereen die dat wil een grote geest kan proberen te worden. Dus vandaar al die Nobelprijzen hier.

Het tweede rare trekje is dat al die werklust en efficiëntie geen ruimte meer open laten voor een simpel joie de vivre. Onder de grads van geschiedenis, die hun eigen verdiepingkje hebben in een raamloze betonnen kolos, is een dwerg. Een mannetje van nauwelijks een meter groot met een raar stemmetje dat, zoals de rest, hoopt ooit te gaan promoveren. Raar inderdaad, maar raarder nog is de reactie van de andere studenten. In een typische Amerikaanse spagaat verklaren ze keer op keer dat het toch het recht is van deze mismaakte (of nee: physically challenged) om te doen wat iedereen doet, maar tegelijkertijd vinden ze het maar vervelend dat dat dwergje erbij zit. Want hoe moet die ooit kunnen werken? Zoals klasgenoot Terrence het uitdrukte: "We're all destined to teach, but how will that midget ever be able to teach students?" Enigszins verbaasd opperde ik dat dat dwergje toch ook best gewoon voor z'n plezier een beetje kon studeren hier - maar dat antwoord ging er bij m'n werkbeluste gehoor niet in. Wat? Plezier? "Who the fuck does a PhD for fun, in history?" En toen hield ik m'n mond maar.

Wednesday, February 6, 2008

Pizza Slice

Voor de talloze aanbidders van Obama Girl (bekend van het inmiddels klassieke nummer "I Got a Crush ... On Obama") is er nu ook een g-funk versie ter meerdere eer en glorie van Chicago's bekendste ingezetene sinds Al Capone. De hoofdrol is deze keer weggelegd voor, welja, een Pizza Slice. Rare jongens daar in de Windy City, maar een ieder moet toegeven: hier kan zelfs Dr. Dre nog een puntje aan zuigen.

Mardi gras

Brocach, nota bene een Irish pub, is maar half gevuld vanavond. Het is de thuisbasis van de afdeling Wisconsin van Change We Can Believe In, het campagnenetwerk van Barack Obama, maar hier valt op deze verkiezingsavond maar weinig te beleven. In het gezelschap van kalende dertigers met hippe brillen, overactieve gepensioneerde welzijnswerksters, en, natuurlijk, de enkele excuusneger, weet alleen een obligaat lauwwarm applausje op zijn tijd de sleur van een lange verkiezingsavond te doorbreken. Het is een beetje een PvdA-gebeuren: van dat publiek van cv-bewuste stropdasdragers die zichzelf graag in het openbaar horen praten maar niet weten wat een goed argument is, en die van harte de 'progressieve' partij kiezen omdat ze daarmee denken bij de tijd te kunnen blijven, onbewust van het feit dat het verstrijken van de tijd vaak veel meer inhoudt dan enkel progressie. Hier geen debat, geen pathos, geen bevlogen rhetoriek, geen Obama, en de aanwezigen lijken vooral bij elkaar gebracht door hun gedeelde afkeer van wannabe President Billary.


In Genna's, een blok verder, is de sfeer al beter. Hier wordt het bier per pitcher geserveerd, er is een ouderwetse jukebox met Sam Cooke, en de twee tv's (een met basketbal, de ander met CNN) wordt zelden een blik gegund. Terwijl dominee Huckabee onverwacht de conservatieve zuidelijke staten binnensleept en Obama en Billary de Oostkust bevechten, kijkt de clientèle nog iets dieper in het glas - totdat een plaatselijke schone hun aandacht opeist. Francina, met een iets te rode neus voor een vrouw, komt binnen met veel aplomb, geeft iedere aanwezige een parelketting - 'It's Mardi gras babies'-, laat haar opgeblazen boezem bewonderen en verdwijnt dan weer snel in de sneeuw. Er is gewaarschuwd voor een blizzard vanavond maar dat blijkt haar niet te deren, en dat voorbeeld vraagt om navolging.

Het sneeuwt inderdaad hard, en vlakbij is Paradise Lounge, de bar waarin Francina is verdwenen. Één stap binnen en je weet wat voor tent het is: alle typetjes van YMCA, behalve dan de Indiaan. Hier misschien wat engagement denk je, maar nee, een ander gezelschapsspel: karaoke! Een ieder blèrt mee met, natuurlijk, George Michael, terwijl een groezelig scherm boven de bar onopgemerkt de voorlopige resultaten laat zien van Californië: Billary wint.

Zo bezien blijkt Super Tuesday de gemoederen dus nauwelijks te kunnen beroeren. Het blijft een voorverkiezing waarbij enkel partijleden of diegenen die zich hebben opgegeven mogen stemmen - en wie zou zich in Nederland bekommeren om een landelijke ledenvergadering van het CDA? Een andere Super heeft bovendien al bijna alle aandacht opgeëist: op hetzelfde moment dat heel Holland voor de buis gekluisterd zat om de ontmaskering van een opgeschoten tiener gade te slaan was er ook in de VS een nieuw kijkcijferrecord, de best bekeken Super Bowl aller tijden! Nu is American Football een bizarre sport die niemand mogelijkerwijs echt leuk kan vinden, maar het voordeel ervan is dat er tussen alle scrimmages door altijd veel pauzes zijn. De Amerikaanse marketinggeest heeft daar iets op gevonden, en deze pauzes blijken het ideale moment voor het lanceren van de allernieuwste reclames. De kosten: 2,3 miljoen dollar per halve minuut, maar dan heb je ook wat. Een gehoor van bijna honderd miljoen Amerikanen, en een dagenlange discussie over welke reclame nu eigenlijk de beste was - een discussie, inderdaad, die wellicht meer beroering wekt dan de presidentiële voorverkiezingen. De onbetwiste winnaar van dit jaar is deze, en de kenners zullen snel begrijpen waarom. Beter nog is degene die als het schoolvoorbeeld is gaan gelden van de geslaagde Super Bowl reclame - Apple's introductie van de Mac in 1984, een kwart eeuw later nog steeds profetisch, en nog altijd geslaagde stof voor politieke campagnes, zo blijkt. Change We Can Believe In.

Sunday, January 27, 2008

Teddy

Wordt BHO, Barack Hussein Obama, de nieuwe JFK? Na Obama's overwinning bij de voorverkiezingen in South Carolina, en vooral na zijn wederom weergaloze overwinningsspeech daar, zijn er steeds meer stemmen die de vergelijking met Kennedy niet langer kunnen weerstaan. Net zoals Kennedy heeft Obama namelijk geen diepgravende ideeën, een nogal verknipt verleden en de nodige filmster-achtige allures. Wie weet is ook hij verslaafd aan slaappillen, pijnstillers, en kortstondige verhoudingen met blonde actrices (Scarlett Johansson heeft zich al aangeboden als gegadigde). Maar bovenal: Obama blijkt een minstens even begenadigd redenaar als zijn verre voorganger, en zijn nogal suffe maar daarom niet minder beklijvende boodschap, Yes We Can, weet menigeen in vervoering te brengen - zoals de in de VS verzeild geraakte Hollandse academicus Ivo Daalder (die zomaar eens Neerlands infiltrant in het Witte Huis kan worden als Obama wint).

En nu hebben ook de laatste telgen van de Kennedynastie zich achter Obama geschaard. Eerst was er JFK's dochter Caroline, die in Obama een nieuwe vaderfiguur blijkt te hebben gevonden, en kort daarna kwam zijn jongste broer Teddy, inmiddels de nestor van de Amerikaanse politiek, met de mededeling dat ook hij Obama steunt.

Nu wil het toeval dat Ted Kennedy de enige Amerikaanse politicus is met wie ik ooit een kamer gedeeld heb. Dat wil zeggen: toen Ted Kennedy in zijn jonge jaren eens Florence bezocht bracht hij daar de nacht door in het huis van de burgemeester van de stad, Piero Bargellini, die hem in gezelschap van een paar fascistoïde Italiaanse carabinieri de gevolgen van een grote overstroming van de Arno liet zien.

Veel later verhuurde Bargellini's ondankbare dochter haar vaders nederige gastenverblijf aan een zooitje ongeregeld, onder wie ikzelf. En zo heb ik maandenlang in alle hoeken en gaten van mijn kamer tevergeefs gespeurd naar een overblijfsel van Kennedy's bezoek: een haar, een verkleurd dollarbiljet, de kraag van een overhemd bevlekt met de rode lippenstift één zijner talloze maîtresses...

Of Ted Kennedy met zijn voorkeur voor Obama de goede keus heeft gemaakt moet nog maar blijken. Veel zal afhangen van Super Duper Tuesday volgende week, maar vooral ook van Obama's geheime wapen: Jon Favreau, gesjeesd student, 26 jaar, en degene die al Obama's speeches schrijft. En bovendien, Obama zal moeten slagen waar Teddy's twee oudere broers faalden, en dus niet, ik noem maar wat, in een open auto door Dallas gaan toeren. Maar dat vertelt Teddy hem wel.

Friday, January 25, 2008

Kucinich vs Cusumano

Kucinich kapt ermee. Wie? Dennis Kucinich, de meest vooruitstrevende kandidaat van de Democraten, gloedvol bepleiter van wapenbeperking en verzorgingsstaat, homohuwelijk, legalisering van softdrugs en een onmiddelijke terugtrekking uit Irak, en de meest rebelse tegenhanger van de regering Bush in het Huis van Afgevaardigden, heeft vandaag aan een gehoor van getrouwen in Cleveland, Ohio officieel bekend gemaakt dat hij de handdoek in de ring gooit.


Hij was de lieveling van queer America, van figuren als Gore Vidal, de onbetwiste grand old dandy van de Amerikaanse letteren, en van pornokoning Larry Flint, die de nodige obscure fondsen ter beschikking stelde om deze libertijnse pretendent aan de macht te brengen. Grote kans dat hij ook voor menig nuchtere Hollander de ideale president zou zijn: vul de stemwijzer op Kucinichs website maar in en bezie het resultaat (toegegeven, de vragen zijn precies op zijn agenda afgestemd.)

Niettemin, dit is Amerika, niet Nederland, en de op het oog zo redelijke Kucinich blijkt bij nader inzien niet al te snugger. Zo betoogde hij bij een recent presidentieel debat dat hij eens in bijzijn van Shirley MacLaine, erkend liefhebber van marsmannetjes, een heuse UFO had gesignaleerd. Zie hier zijn magere, half-ironisch bedoelde poging tot uitleg die pijnlijk duidelijk maakt dat Kucinich niet bestand is tegen de eloquente sound bites van zijn tegenstrevers.

Terwijl Kucinich ze zag vliegen en er het bijltje maar bij neer gooide is er in een ander raar land, Italië, weer eens een kabinet gevallen, het 61ste in 63 jaar. Premier Prodi heeft het deze keer ruim anderhalf jaar volgehouden en daarmee dus mooi het gemiddelde overtroffen. Zijn gang naar de slachtbank voldeed echter geheel aan de al decennia beproefde standaard: een opstandige (en volslagen gecorrumpeerde) minister van een kleine splinterpartij, Clemente Mastella, volgens vriend en vijand 's lands meest verachtelijke sujet, had er genoeg van en besloot Prodi's broze coalitie niet langer te steunen. In de senaat werd vervolgens gestemd, een van Mastella's partijleden, Nuccio Cusumano, bleek plotseling toch voor Prodi te zijn, waarna een ander partijlid, il onorevole senatore Tommaso Barbato, zich in razernij op zijn partijgenoot stortte. De kleurrijke termen die hij daarbij bezigde zijn niet voor vertaling vatbaar (voor de goede verstaanders: hij roept meermalen ' frocio', 'pezzo di merda' en het onnavolgbare 'checca squalida'), maar de beelden zeggen genoeg.


Na deze woordenvloed ging de belaagde senator van schrik van zijn stokje, en met hem viel het Italiaanse kabinet. Kucinich vs Cusumano: misschien is Geert Wilders zo gek nog niet?

Saturday, January 19, 2008

Stay warm!

Wat doe je als de temperatuur daalt tot -12 Fahrenheit? Een goed begin is om eerst eens te kijken hoe koud dat nou werkelijk is in vertrouwde graden Celsius, alvorens je nietsvermoedende neus buiten de deur te steken. De plaatselijke betweter biedt uitkomst: haal er 32 vanaf, vermenigvuldig dat dan met 5/9, en ziedaar, -24! Koud, kortom, erg koud. Wimpers vriezen vast, baardharen veranderen in kleine ijspegels, en een wollen burqa van mutsen, sjaals, truien en long underwear is het laatste redmiddel om ongeschonden over straat te gaan. Daar wagen zich enkel dampende SUV's en ronkende sneeuwmachine's, en de enkele naar buiten verstoten en verstoken roker. 'Welcome to the Mid-West', zegt zijn grijns.

Madison, hoofdstad van cheese country Wisconsin, bevindt zich op een smalle strook land tussen twee meren die bij -12 F een onmetelijke vlakte vormen van metersdik ijs. De stad is klein, binnen een paar stappen ben je aan de oever van die vlakte, en na nog een paar stappen sta je midden op het bevroren water. Dit is het territorium van winterse lieden: als Michelin-mannetjes ingepakte vissers die kleumend hengelen in een vers gedolven wak, en bleke surf dudes die met boards en kites over de met sneeuw bedekte ijsmassa sjezen. Maar verder is dit winter wonderland een oase van stilte, waar iedere pretentie tot Amerikaanse luidruchtigheid direkt gesmoord wordt in de ijle lucht en de knisperende sneeuw.


Hoe Amerikaans is Amerika eigenlijk? Ver van New York en nog verder van San Francisco lijkt het antwoord in eerste instantie simpel: erg Amerikaans. Het voorgeschotelde eten bestaat enkel uit een allegaartje van geur- en smaakstoffen, de koffie wordt geschonken per liter, en obligate small talk kan voor je het weet overgaan in diepgravende conversatie, en vice versa. Geliefkoosde grenzen tussen hoge en lage cultuur vervagen: goedlachse Nathan, een van de plaatselijke bleke surf dudes wiens voorouders ooit hun plaghut in Drenthe verwisselden voor een prefab in de Nieuwe Wereld, begint te praten over zijn scriptie over Nietzsche en Kierkegaard, gaat dan plotseling vol overtuiging over tot een bizar spelletje truth or dare (ik dacht altijd dat alleen kleuters dat spelen), om daarna ongegeneerd te betogen dat Amerika de nodige spiritualiteit mist, 'all this consumerism, you know, has made us, like, lose the connection, you know, with the earth, you know'.

Nathan is ook instigator van het lokale comité 'Madison Students Against War', en vol trots vertelt hij over die ene keer dat Halliburton, het door alumnus Dick Cheney's portemonnee geliefkoosde olieconcern, tevergeefs studenten kwam recruteren op de campus. Via een sit-in wisten Nathan en zijn vredelievende kameraden het verachte grootkapitaal buiten de deur te houden. Meer indruk maakt de eenzame demonstrant die in de vrieskou een gigantisch maar wankel peace symbool tegen omvallen probeert te beletten, en tegelijkertijd iedere passant een folder met 'Bring Our Troops Home Now' in de handen stopt. Maar hij is niet de enige die demonstreert: verderop vraagt een andere lobbygroep om de aandacht van zondige voorbijgangers, de 'Wisconsin Women Against Abortion'.

Is dit stadje, ingeklemd tussen twee ijzige vlaktes, Amerika in het klein? Of beletten Europese cliché's, gekleurd door teveel afleveringen van Happy Days en The Sopranos, bij voorbaat ieder objectief, van zowel superioriteitsgevoel als minderwaardigheidscomplex gespeend oordeel over wat Amerika is of zou moeten zijn? Hoe het ook zij, symbolen te over. Hier, in het ijzige water van Madison's Lake Monona, crashte ooit het vleigtuig van Otis Redding en zijn band. Amerika's meest gemiste popster verzoop hier. Jaren later verzoop hier ook het Vrijheidsbeeld, met het bevroren water tot over de lippen.

De bewoners van MadCity hebben een aardige afscheidsgroet die wapent tegen een dergelijk lot. Hier geen 'fijne dag!' of, nog erger, 'prettig weekend!' als je een winkel verlaat, maar een groet die zowel bemoedigt als waarschuwt en de bittere noodzaak bij -12F treffend samenvat: 'Stay warm!'