Tuesday, April 29, 2008

Flush Ideology

Vandaag in de categorie veelzeggende onbenulligheden: de wc-pot.

Het is namelijk, zoals bekend, een Amerikaanse eigenaardigheid om van alles een uitvergrote versie te verkiezen, en dat geldt niet alleen voor auto's en colaglazen, maar evenzeer voor wc's. Wie nietsvermoedend een Amerikaanse restroom betreedt treft daar doorgaans een soort installatie die in Europa enkel is toebedeeld aan de invalide medemens: allemaal stangen en buizen, drukknoppen en trekkoorden, en, als klap op de vuurpijl, een tot de rand toe gevulde ivoren watertoren die als een soort zondvloed met veel gegorgel de menselijke uitwassen overspoelt.

Nu heb ik nooit echt geloofd in het fenomeen van een 'nationaal karakter' dat af te lezen zou zijn aan allerlei 'typische' trekjes (in de trant van: 'Hollandse zuinigheid' en 'Spaans machismo', 'Italianen zijn echt moederskindjes', of 'In Amerika is alles toch zó oppervlakkig'). Maar waar ik wel in geloof is dat de kleine rituelen van alledag meer onthullen dan je in eerste instantie misschien verwacht: het fenomeen van de Spaanse botellón, heel-veel-samen-drinken-op-een-pleintje, verraadt een lange traditie van collectivisme, terwijl de Italiaanse passeggiata in de avonduren meedogenloos diepgewortelde competitiedrift blootlegt.

Dus wat nu te denken van die Amerikaanse wc's? Vier maanden lang heb ik m'n hoofd gebroken over deze essentiële kwestie, maar al die tijd moest ik een zinnig antwoord schuldig blijven. Tot vandaag, toen alles in één keer duidelijk werd. Zie, huiver, en oordeel zelf. En bovenal: denk nog eens goed na volgende keer als je doortrekt.

Tuesday, April 22, 2008

Highway 61

Helaas, het is geen Buick 6 waarmee we Madison uit scheuren, maar een sleetse wannabe versie van een gifgroene Jeep, waar alles van af gestript is dat ook maar zweemt naar Motown. Het doel: de Mississippi langs, noordwaarts, naar waar de rivieren bevriezen, diep in het desolate Mid-Westen op de grens met Canada. Thunder road kraakt uit de boxen, en Memphis blues, alweer, de geijkte nummers waar de Old Man van houdt.


Langs de prairies waar Frank Lloyd Wright zijn inspiratie opdeed zien we hem liggen, wijd uitgestrekt, zijn armen opzij kronkelend in een innige omarming van het landschap. Prairie du Chien heet het hier, de hondenprairie waar zeventiende-eeuwse Fransosen bont verhandelden tegen vuurwater. Hun leider, een zeker Heerschap van Luth, rookte de vredespijp met de plaatselijke Sioux, voer stroomopwaarts op zoek naar de bron, en werd als dank vereeuwigd als plaatsnaam. Maar in Duluth, aan de oevers van Lake Superior in het hoge noorden, herinnert de grauwe ijzerindustrie in niets meer aan Franse frivoliteiten. Roestige gevaartes staan te verkommeren in de haven, en bij Caribou Coffee bezweert een van de tandenloze vissers dat alle opbrengsten van de zwarte drap direct naar Irak gaan - de zaak is in handen van de NRA, zo zegt hij, en al is Charlton Heston dood, de wapens vloeien nog rijkelijk.


These two lanes will take us anywhere, en inderdaad, na de brouwerij in La Crosse, trots op naar eigen zeggen het grootste sixpack ter wereld, volgt New Amsterdam, the Town of Holland, en nog zo wat gehuchten langs de Mississippi, de St. Croix, en verder. In Minneapolis is Prince, de enige inwoner, in geen velden of wegen te bekennen, het welkomstvrouwtje in de Wal-Mart knikt vriendelijk maar zakt haast door de knieën van ellende om haar hongerloon, en de straten van Superior, aan de andere kant van Duluth, zijn als de stoffige wegen in een boevenstadje uit Lucky Luke: gure types, een rijtje saloons en red carpet lounges, braakliggende kavels en een uitgebrande pick-up truck. De nacht is zoals het hoort, als de Daltons: een blokhut aan het meer, een kampvuur en een paar sixpacks - van normaal formaat deze keer. Waar is Tenderfoot?

Rijdend door de oneindige bossen waar rode rivieren vol ijzererts naar het meer stromen, kan ik het niet laten terug te denken aan een film die, alweer een paar maanden geleden, draaide in Madison's onvolprezen Orpheum.

Die film ging over Bob Dylan - de enige beroemdheid uit Duluth sinds de Heer van Luth zelf. Of eigenlijk ging ie over allemaal Dylans die geen van allen echt Dylan heten. Dat zit zo: Bobby vond het best dat er een film over hem gemaakt werd, zolang het woord 'genius' en de naam 'Bob Dylan' er maar niet in werden genoemd. I'm not there heet de film dan ook - en ondermeer een klein negertje én Cate Blanchett vervullen de rol van het niet-genoemde genie.

De film weet zo aardig Dylans eigen maskerades te verbeelden, want de goede man zelf is altijd minstens even ondoorgrondelijk geweest over z'n verleden. Nu, tussen de uitgestrekte ijzermijnen in het lege achterland van Lake Superior, wordt me wel een beetje duidelijk waarom. In de Bad River Lodge & Casino, op het laatste stukje Indiaanse grond tussen de Apostle Islands en Lac du Flambeau, zoeken de mijnwerkers van weleer naar nieuw heilloos vermaak, en een vluchtige blik langs de gokkasten biedt het treurigste aanzicht denkbaar: rijen uitgezakte pensionado's met lege ogen en lege zakken, die met een hand aan de hendel en met een been in het graf hun laatste nikkels in de kast gooien.

Dylan verzweeg zijn jeugd in dit soort contreien liever, al zong hij dat Highway 61, de snelweg langs de Mississippi van Duluth naar New Orleans, de plek is waar Amerika op Gods commando z'n eigen kinderen terecht stelt, zoals Abraham ooit bijna deed met Isaak. Maar dat was teveel gezegd. Zelfs de hoogbejaarde Abraham had het hier nooit uitgehouden - en enkel de Old Man River zelf zorgt hier nu nog voor enig teken van leven.

Sunday, April 13, 2008

Si può fare?

Italië en de VS hebben meer met elkaar gemeen dan je op het eerste gezicht zou verwachten - nog afgezien van Tony Soprano's favoriete oneliner ti faccio un culo cosí. Zo heerst er in beide landen een opvallende ondernemingsgeest (Italië heeft de grootste concentratie kleine familiebedrijfjes ter wereld, de enige reden dat 's lands economie nog steeds niet helemaal is ingestort). Bovendien zijn zowel Amerikanen als Italianen extreem competitief ingesteld, wat zich bij de eersten uit in een onaflatende zucht naar roem en rijkdom, bij voorkeur ten koste van anderen, bij de laatsten in de eindeloze strijd wie de grootste zonnebril draagt.

Maar ook politiek gezien zijn er veel overeenkomsten. Een volk krijgt de regering die het verdient, en daarom zitten de VS al een jaartje of acht opgezadeld met hun Terror President, terwijl Italië al vanaf begin jaren negentig in de dwingende houdgreep ligt van Il Cavaliere - de alom verguisde mediamagnaat Berlusconi die zich naar eigen zeggen in zijn vrije tijd bij voorkeur verdiept in, hoe toepasselijk, Erasmus' De lof der zotheid.

Nu is er in beide landen de hoop dat alles eindelijk anders wordt. De Italiaanse Obama heet Walter Veltroni, schrijver en journalist, tot voor kort burgemeester van Rome, en met zijn 52 jaar een groentje in de Italiaanse politiek (voor de goede orde, Berlusconi is al 71, de president nadert de 90). Veltroni heeft zich nadrukkelijk laten inspireren door Obama en zijn boodschap ('Yes We Can, grazie'), en op een zonnige winterdag afgelopen februari beloofde hij op Obamaeske wijze, maar dan wel in een setting die je enkel in Italië vindt, het land weer hoop en vooruitgang namens zijn nieuwe partij, de Partito Democratico - zelden verraadde een partijnaam zoveel over de politieke status quo. Si può fare heet de officiële campagneleus die Veltroni toen lanceerde tegen het décor van de Umbrische heuvels rond Spello - en die leus was niet de enige verwijzing naar Obama. Jovanotti (bekend van 'L'ombelico del mondo') en een verbasterd YMCA vullen sindsdien Veltroni's spotjes met Italiaanse wansmaak op Amerikaanse leest geschoeid. En net als bij Obama vindt iedereen het prachtig, zoals moge blijken uit dit mierzoete, oer-Italiaanse filmpje (let op de zonnebril!).

Niettemin, uiteindelijk loopt de vergelijking spaak. Obama maakt een gerede kans om ook echt de verkiezingen te gaan winnen, maar Veltroni, arme Veltroni, is geen partij voor, wie anders, Berlusconi. Niemand zal ooit helemaal begrijpen waarom zoveel Italianen nog steeds geen genoeg van hem kunnen krijgen, maar dit filmpje licht misschien een tipje van de sluier: op de vraag van een serieuze jongedame wat zijn plannen zijn voor jonge koppels met weinig geld en geen baan, antwoordt Berlusconi dat zij altijd kan trouwen met één van zijn zonen, natuurlijk allen multimiljonairs. 'Met jouw glimlach kan je je dat best permitteren', zegt hij - en het meisje, zo blijkt duidelijk, reageert niet zozeer verontwaardigd als wel opgelaten om zoveel vleierij. Berlusconi's bijnaam is niet voor niets Cavaliere, hij combineert de verleidingskunsten van een gelikte troubadour met de listige verdeel-en-heers scrupules van een adellijk heerschap, en belichaamt zo de Italiaan pur sang. Berlusconi is Italië, en daarom kiest Italië Berlusconi.

Het zal er morgen om spannen, maar wie tegen zessen 's avonds hoort dat Berlusconi weer aan de macht is moet niet verbaasd zijn. En ook al wint Veltroni nipt, dan zal hij, net als z'n voorganger Prodi, geteugeld blijven door het bit van de Cavaliere. Want in de Italiaanse politiek geldt eigenlijk maar één axioma: Non si può fare. E basta.

Saturday, April 12, 2008

Renaissance v. Cubs

Wat gebeurt er met de Renaissance als Amerikanen er mee aan de haal gaan? Het antwoord ligt voor de hand: kunst en wetenschap vallen dan ten prooi aan booming bussiness. Bij de 2008 Annual Meeting van de Renaissance Society of America is academisch zakendoen tot perfectie verheven. Het congres vindt plaats in de poenerige suites van, natuurlijk, het vijfsterren Renaissance hotel midden in de Loop van Chicago, en al bij binnenkomst in de geparfumeerde lobby blijken de kenmerkende universitaire spinrag en sandalen hier ten enenmale afwezig. Mantelpakjes en stropdasjes trippelen af en aan, "How wonderful to see you again, Professor" klinkt uit aller kelen, bij de boekenstandjes koopt men elkanders nieuwste meesterwerk, en ach ja, er zijn ook nog meer dan 450 verschillende panels, met een totaal van zo'n 1500 sprekers. Maar dat bizarre aantal lijkt slechts bijzaak. Zien en gezien worden, dat is waar het hier om gaat: een academische catwalk voor nieuwkomers en ervaringsspecialisten, want wetenschap, zoveel moge duidelijk zijn, is als een modellenbureau. Als je maar netwerkt!

Op de niet-meer-zo-vroege donderdagmorgen is er de keus uit ondermeer de sessies 'Early Modern Horror', 'Constructing Marginality in Renaissance Art' , 'Negotiating Semantic Space in Early Modern Women's Writing' , 'A Sexual Renaissance: Secrets, Surprises, Scandals', en nog zo wat meer. Verbouwereerd staar ik naar het programma van de, zegge en schrijve, zestien verschillende panels over 'Dress and Identity'. Waar zou dat over gaan? Mijn eerste stilzwijgende suggestie, iets als 'Gendering Textiles in Renaissance Performativity', blijkt niet eens al tezeer bezijden de waarheid. Maar gelukkig zijn er nog veel meer opties. Ik voeg me bij een slaperig gezelschap en vang wat vage klanken op over (hoor ik dat nou goed?) 'Transatlantic Hybridization'. Het geheel wordt voorgezeten door de absolute personificatie van de academica Berkeley-style: een kordate blik achter een groene, hoekige bril, en een snerpend stemgeluid onder kort opgeschoren rode stekels met een ongeverfde witte kuif. Net een vogeltje, eigenlijk. Maar dan met een cv van 20 pagina's.


In charmanter gezelschap vlucht ik naar andere contreien. Wrigley Field is de thuisbasis van de baseballers van de Chicago Cubs, en rond het middaguur bereiden duizenden zich al vast voor op de wedstrijd van de dag. Het bier vloeit natuurlijk rijkelijk en ik moet even wennen aan het plotselinge verschil in conversatie. Op bezoek zijn de Milwaukee Brewers, en hier geen "How wonderful to see you again", maar een luidkeels "Fuck Brewers Fuck!"

Het taalgebruik weet echter niet te verbloemen dat de omgangsvormen hier zo mogelijk nog beschaafder zijn dan bij de Renaissance Society: er is nauwelijks politie, laat staan ME, geen rel of vechtpartij te bekennen. Waar zijn de hooligans? Eenmaal in het stadion knabbelt iedereen braaf op z'n pinda's, de pitcher gooit zich warm met een paar loepzuivere strakke ballen, de coaches kauwen alvast hard op hun kauwgum. Dan staat plotseling iedereen op. Petjes gaan massaal af, iemand op het veld grijpt de microfoon en verheft dan luidkeels zijn stem.
De Star Spangled Banner!



Eenmaal bekomen van zoveel bravoure beland ik later weer tussen de krijtstreeppakken op het congres. Mijn sessie is aan het eind van de dag, ergens weggestopt in de bedompte kelders van het hotelcomplex, het verdomhoekje voor de netwerklozen. We zijn maar met een paar, ieder houdt z'n praatje, en stiekem hoop ik dat iemand hard "Fuck Renaissance Fuck!" roept. Maar nee, er volgt enkel een bedaarde, bescheiden discussie. Het blijft een wonderlijke praktijk, die wetenschap: naar elkaars wanstaltige jargon luisteren en vervolgens doen alsof de wereldvrede ervan hangt. En toen bekroop me een eigenaardig gevoel. Wat nou als ik eens baseballer werd?

Monday, April 7, 2008

Door County

Lake Michigan is een grote plas zoet water waar de Noordzee wel een paar keer in past, en in deze tijd van het jaar zijn de uitlopers ervan nog helemaal bevroren. Hier, tussen de slaperige dorpjes van Egg Harbor en Fish Creek, zakt de avondzon niet in zee maar smelt hij weg in een eindeloze horizon van ijs. Zo zal het er op de Noordpool ook wel uitzien - en op Wisconsin's schiereiland Door County is het ook een soort Noordpool: de straten zijn recht en verlaten, de bomen nog kaal en dor, de mensen bleek en goedhartig.


Niet al te lang geleden liep hier de uiterste westelijke grens van de VS, de frontlinie waarachter de laatste Indianenstammen een veilig heenkomen zochten voor de oprukkende beschaving. Tocqueville nam in 1831 de moeite om een kijkje te nemen in deze uithoek van de bewoonde wereld en dronk er een glas met een van de plaatselijke cavaleristen in het fort van Green Bay. Smakelijk vertelde deze "Majoor H." de jonge Fransman over een Indiaan die, schoolgegaan in New England en in alles een gentleman, met de Amerikanen had meegevochten tegen de Engelse overheersers, maar toch zijn ware aard niet altijd kon verbloemen: gezeten bij het kampvuur na een gewonnen veldslag sloeg de Indiaan besmuikt zijn jas open, en toonde de Majoor zijn oorlogstrofee. "And I actually beheld," said Major H., "between his coat an his shirt, the scalp of an Englishman still dripping with blood".

Anno 2008 verraden de druilerige wegen en slaperige suburbs rondom Green Bay niets van dit bloederige verleden. Het gebied is nog steeds in handen van de plaatselijke Oneida-Indianen, maar die zoeken hun heil nu in prozaïscher zaken: de Soevereine Oneina Natie, zoals het reservaat officiëel heet, is vooral bekend om zijn casino's en gokpaleizen. Verder, dieper in het drassige boerenland van Wisconsin, heeft het verleden wel stilgestaan, althans voor sommigen. Bij de eerste gitzwarte koets op de weg denken we nog aan een grap of een rare freak, maar al snel volgen er meer, inclusief bordjes die waarschuwen voor, wat anders, langzaam rijdend en stilstaand koetsen-verkeer. Plotseling wordt het duidelijk. We zitten midden tussen de Amish!


'S avonds aan de boorden van Lake Michigan goddank geen negentiende-eeuwse snuisterijen maar een gemoedelijk dorpscafé weggelopen uit de jaren vijftig. We slapen in het belendende motel, en de innemende barvrouw is trots op haar zelfgemaakte kippensoep en gepaneerde bloemkool-frituur. Ze wil weten waar we vandaan komen, wat we studeren, wat de toekomst brengen zal - en zegt dan plotseling dat ze zich zelf zo'n zorgen maakt om het Midden-Oosten. Ik aarzel: wat zou er volgen, een tirade tegen moslims? Maar nee, ze doelt op de oorlog, die al teveel geld heeft gekost, teveel levens. "It's about time to get our troops home", zegt ze. Iets later komt er een forse dorpsgenoot binnen, met de letters NAVY prominent op z'n trui. Een reservist, een veteraan misschien? Hij schuift aan aan de bar, bestelt een groot glas bier, en wendt de blik naar de twee tv-schermen - prominent aanwezig in ieder Amerikaans café, van dorpskroeg tot yuppenlounge. Op de treurbuis de ontknoping van het basketball seizoen, en in de studio wordt het commentaar verzorgd door een speciale gast: George W. Bush. Wat zou de barvrouw ervan denken? Life is all about priorities?