Tuesday, April 22, 2008

Highway 61

Helaas, het is geen Buick 6 waarmee we Madison uit scheuren, maar een sleetse wannabe versie van een gifgroene Jeep, waar alles van af gestript is dat ook maar zweemt naar Motown. Het doel: de Mississippi langs, noordwaarts, naar waar de rivieren bevriezen, diep in het desolate Mid-Westen op de grens met Canada. Thunder road kraakt uit de boxen, en Memphis blues, alweer, de geijkte nummers waar de Old Man van houdt.


Langs de prairies waar Frank Lloyd Wright zijn inspiratie opdeed zien we hem liggen, wijd uitgestrekt, zijn armen opzij kronkelend in een innige omarming van het landschap. Prairie du Chien heet het hier, de hondenprairie waar zeventiende-eeuwse Fransosen bont verhandelden tegen vuurwater. Hun leider, een zeker Heerschap van Luth, rookte de vredespijp met de plaatselijke Sioux, voer stroomopwaarts op zoek naar de bron, en werd als dank vereeuwigd als plaatsnaam. Maar in Duluth, aan de oevers van Lake Superior in het hoge noorden, herinnert de grauwe ijzerindustrie in niets meer aan Franse frivoliteiten. Roestige gevaartes staan te verkommeren in de haven, en bij Caribou Coffee bezweert een van de tandenloze vissers dat alle opbrengsten van de zwarte drap direct naar Irak gaan - de zaak is in handen van de NRA, zo zegt hij, en al is Charlton Heston dood, de wapens vloeien nog rijkelijk.


These two lanes will take us anywhere, en inderdaad, na de brouwerij in La Crosse, trots op naar eigen zeggen het grootste sixpack ter wereld, volgt New Amsterdam, the Town of Holland, en nog zo wat gehuchten langs de Mississippi, de St. Croix, en verder. In Minneapolis is Prince, de enige inwoner, in geen velden of wegen te bekennen, het welkomstvrouwtje in de Wal-Mart knikt vriendelijk maar zakt haast door de knieën van ellende om haar hongerloon, en de straten van Superior, aan de andere kant van Duluth, zijn als de stoffige wegen in een boevenstadje uit Lucky Luke: gure types, een rijtje saloons en red carpet lounges, braakliggende kavels en een uitgebrande pick-up truck. De nacht is zoals het hoort, als de Daltons: een blokhut aan het meer, een kampvuur en een paar sixpacks - van normaal formaat deze keer. Waar is Tenderfoot?

Rijdend door de oneindige bossen waar rode rivieren vol ijzererts naar het meer stromen, kan ik het niet laten terug te denken aan een film die, alweer een paar maanden geleden, draaide in Madison's onvolprezen Orpheum.

Die film ging over Bob Dylan - de enige beroemdheid uit Duluth sinds de Heer van Luth zelf. Of eigenlijk ging ie over allemaal Dylans die geen van allen echt Dylan heten. Dat zit zo: Bobby vond het best dat er een film over hem gemaakt werd, zolang het woord 'genius' en de naam 'Bob Dylan' er maar niet in werden genoemd. I'm not there heet de film dan ook - en ondermeer een klein negertje én Cate Blanchett vervullen de rol van het niet-genoemde genie.

De film weet zo aardig Dylans eigen maskerades te verbeelden, want de goede man zelf is altijd minstens even ondoorgrondelijk geweest over z'n verleden. Nu, tussen de uitgestrekte ijzermijnen in het lege achterland van Lake Superior, wordt me wel een beetje duidelijk waarom. In de Bad River Lodge & Casino, op het laatste stukje Indiaanse grond tussen de Apostle Islands en Lac du Flambeau, zoeken de mijnwerkers van weleer naar nieuw heilloos vermaak, en een vluchtige blik langs de gokkasten biedt het treurigste aanzicht denkbaar: rijen uitgezakte pensionado's met lege ogen en lege zakken, die met een hand aan de hendel en met een been in het graf hun laatste nikkels in de kast gooien.

Dylan verzweeg zijn jeugd in dit soort contreien liever, al zong hij dat Highway 61, de snelweg langs de Mississippi van Duluth naar New Orleans, de plek is waar Amerika op Gods commando z'n eigen kinderen terecht stelt, zoals Abraham ooit bijna deed met Isaak. Maar dat was teveel gezegd. Zelfs de hoogbejaarde Abraham had het hier nooit uitgehouden - en enkel de Old Man River zelf zorgt hier nu nog voor enig teken van leven.

No comments: