Wednesday, February 27, 2008

Buckley vs Chomsky

William F. Buckley Jr., de kleurrijke vaandeldrager van de Amerikaanse conservatieven, CIA-agent, schrijver van spionagethrillers, en het dandyeske brein achter het tijdperk Reagan, is vandaag overleden. Hij was de verpersoonlijking van de geletterde aristocraat, een hautaine Victoriaan verzeild geraakt in de twintigste eeuw, en hij stierf, zoals het een eerzaam literator betaamt, op het slagveld: gezeten aan zijn bureau, de pen in de hand en bezig aan een laatste column voor zijn geesteskind, de National Review.

Met het verscheiden van Buckley is het Amerikaanse debat een eloquente spreekbuis armer, een van de laatste mastodonten van een hele generatie public intellectuals die betrokken waren bij alle Amerikaanse oorlogen van D-Day tot Desert Storm. De laatste dezer mohikanen is nu, wellicht, Buckley's grootste tegenstrever, die op zijn oude dag, net als Buckley, nog immer het publieke debat beheerst, maar dan aan de linkerzijde: Noam Chomsky. De uitersten van de Amerikaanse politiek komen misschien wel nergens beter naar voren dan in de geanimeerde discussies die de twee heren voerden in 1969, op het hoogtepunt van de oorlog in Vietnam. Zie hier en hier hoe de wetenschappelijke redelijkheid van Chomsky destijds botste op de arrogante rhetoriek van Buckley, maar ook hoe Chomsky's academische brein geen weerwoord heeft op Buckley's subtiele ironie. De thema's van hun discussie hebben, na bijna veertig jaar, allerminst aan relevantie en actualiteit ingeboet, al zal de setting menige wenkbrauw doen fronsen: het zijn haast Monty Python-achtige sketches, waarbij twee door-en-door beschaafde gentlemen die elkaar niet kunnen uitstaan, toch in vloeiende volzinnen de ander te woord staan, zonder zich te verlagen tot gemakkelijke leuzes of ordinaire beschimpingen. Ook dat kan in Amerika - al zal Buckley's aristocratische accent vanaf nu node worden gemist.

Tuesday, February 19, 2008

Fighting Bob redux

Een paar panden naast de lesbische-fetisj-en-groene-pruiken winkel 'Amsterdam' (waarom zijn het toch altijd dat soort zaken die zich met de naam mijner geboortestad tooien?), bevindt zich Laundry 101: een gigantische wasserette waar de van moeders zorgen verstoken studenten hun vieze onderbroeken wassen. Dezer dagen heeft het gebouw echter ook een andere, minder prozaïsche functie, want hier, tussen de gigantische wasmachines, bevindt zich het tijdelijke hoofdkwartier van de Obama campagne. Vandaag, op verkiezingsdag, is het er een drukte van belang, stickers, posters en broches van de Verlosser gaan van hand tot hand, een batterij hippe Apple notebooks draait op volle toeren, twijfelende kiezers wordt nog eens op het hart gedrukt toch vooral de goede keus te maken.

Madison blijkt, enkele uren later, door en door Obama-country. Sinds zo'n beetje het begin van de vorige eeuw staat het stadje bekend als een bolwerk van progressievelingen, en ooit probeerde de lokale held 'Fighting Bob' La Follette al eens met zijn links-populistische rhetoriek vanuit hier het Witte Huis te veroveren.
Dat was in 1924, en mislukte jammerlijk. Nu staan de zaken er voor Madison's eloquente lieveling beter voor. In heel Wisconsin wint Obama met dikke cijfers, maar het verschil in Madison is pas echt groot: bijna 70% tegen de schamele 30% van Clinton. Waar 'Fighting Bob' het onderspit dolf lijkt Obama zo langzamerhand op weg naar de Democratische kandidatuur - en, met een beetje mazzel, het presidentschap.

Ze had het nog geprobeerd. Gister, tussen de blizzards door, kwam Hillary op de valreep nog naar de stad om toch vooral te bezweren dat het niet om mooie woorden gaat, maar om daden. Het verschil was opmerkelijk: Obama sprak vorige week voor 20.000 krijsende pubers, zij voor een paar duizend bedaarde 40+ ers, en zowaar, na alle 'Yes We Can' overkill van de afgelopen dagen kon het geen kwaad weer eens te kunnen luisteren naar een duidelijk, genuanceerd verhaal met gewoon wat feiten en concrete plannen. En al heeft Hillary wat waarschijnlijk de naarste glimlach van dit halfrond genoemd moet worden, haar ideeën blijken een stuk beter onderbouwd dan die van de charismatische Obama.

Niettemin, rhetoriek wint het doorgaans van nuance, en ook in politiek verslaat het hart meestal het hoofd. Clinton snapt dat maar half, en haar speeches bestaan vooral uit cijferreeksen en jargon doorspekt met een enkele quasi-populistische kwinkslag. De Obama's snappen het beter, niet alleen de Verlosser zelf, maar ook zijn wederhelft. Michelle Obama blijkt de onvermoede ster van deze campagne. Ze spreekt kort voordat Hillary de stad aandoet en in alles is ze haar man's evenknie: grappig, eloquent, gracieus, en vooral fel, een onvervalst staaltje van een angry black woman, maar dan wel opgeleid in Princeton en Harvard. Girl Power waar Hillary niet van terug heeft - dat wordt nog wat in de Oval Office.

Saturday, February 16, 2008

Messiah

En toen kwam het hele verkiezingscircus naar Madison. Aanstaande dinsdag is hier de plaatselijke primary, en nu, in het heetst van de strijd, zetten alle kampen hun hoogste troeven in om de twijfelende kiezers over de streep te trekken. In het geval van Hillary betekent dat: dochterlief en manlief. Chelsea was al langsgeweest, vandaag is het de beurt aan Bill. De plaats van handeling is, nota bene, een grote koeienstal waar normaliter de gaafste exemplaren vee paraderen voor het keurende oog van dierenartsen en handelaars. Het ruikt er naar hooi en mest, geen ideale habitat voor de eerste zwarte president van de VS, zoals Toni Morrison hem ooit betitelde, maar het kan Bill allemaal niet deren. Hij heeft er zichtbaar zin in, zijn bolle wangen worden langzamerhand steeds roder, en je kan merken hoe leuk deze man het vindt om, al is het in een stinkende stal, alle aandacht op zich gericht te zien. Een windvlaag blaast de blaadjes van zijn speech weg maar Bill keuvelt geanimeerd door, vertelt grapjes, flirt met de meisjes op de eerste rij ('Bill, do you wanna be my Valentine?' staat er op hun spandoek) - en vol melancholie praat hij over vroeger, dat verre verleden vóór Bush, toen hijzelf nog Valentijnsdag vierde in het Witte Huis. Wat zou ie graag weer terugkeren...

Eerder op de dag vereerde Bill's dorpsgenoot uit Hope, Arkansas de stad met een bezoek. De republikeinse kandidaat Mike Huckabee trekt een ander publiek: hier komen de rednecks, bleke tienermoeders met nu al een hele schare jong grut om zich heen, diepgelovige vrachtwagenchauffeurs en keutelboeren, chagrijnige opa's met een door oma gebreide Stars and Stripes trui. Huckabee heeft, net als Clinton, een grappig zuidelijk accent - Tuesday wordt "Tuesdee" - en dat geeft hem, ondanks zijn publiek en zijn boodschap, iets beminnelijks. Zo heeft het ook wel iets charmants dat deze dominee, al heeft hij geen enkele kans meer om de verkiezingen te winnen, toch koppig door blijft gaan, gewoon om een beetje te plagen en te stoken. Zijn gehoor vindt dat anti-establishment in ieder geval prachtig, net als zijn stellingname pro-life (een eufemisme voor 'dood alle abortusartsen'), en de tirades tegen hoeren, gokkers, immigranten en islamofascism - een term die in Nederland ook wel gebezigd wordt, maar dan in andere kringen. Zoals Theo van Gogh tegen zichzelf gezegd zou hebben: met zulke vrienden heb je geen vijanden meer nodig.

Maar de klapper van de week was natuurlijk toen de Uitverkorene zelf naar Madison kwam. Het zoemde al een paar dagen rond in collegezalen, cafeetjes, bij de kassa van de supermarkt: "Heb je het al gehoord? Hij komt!" En dinsdag was het dan zover. De ingang van het Kohl Center, Madison's sportpaleis waar alle grote basketball en ijshockey wedstrijden gespeeld worden, zag een paar uur voor aanvang al zwart van de mensen. Het was als een popconcert: hordes jongens en meisjes die opgewonden giegelend de kou trotseerden om een glimp van hun idool te kunnen zien en elkaar joelend vertrapten toen de deuren opengingen. Eenmaal binnen ging de wave een paar keer door het stadion - 20.000 man - er werd geyelld en gezongen, en toen, na nog een paar uur wachten, was ie er. Obama!


Net die avond had Obama weer drie staten gewonnen, en hijzelf, en die gigantische menigte, waren euforisch. Hij probeerde zich alvast een soort presidentiële allure te verlenen, sprak enkel over McCain en niet meer over Clinton, en iedere keer dat er weer een van zijn bekende, inmiddels geheel uitgekauwde soundbites langskwam barstte het gepeupel uit in een gigantisch gebrul alsof het de Messias zelf was die sprak. We Gonna Heal This Nation! We Gonna Fulfill The American Dream! Yes We Can!

Nu is Obama de slechtste niet, en zijn charme, bevlogenheid en eloquentie staan buiten kijf, maar het had allemaal iets tenenkrommends, soms zelfs beangstigends. Zo'n zelfverkozen volksmennerij had ik nog nooit gezien, en tegen beter weten in moest ik denken aan de zwart-wit beelden van Leni Riefenstahl's Triumph des Willens. Maar dan op z'n Amerikaans, met een soort gespeelde authenticiteit: er werden zogenaamd zelf-gemaakte spandoeken verspreid op strategische plekken in de hal, en een vooraf geselecteerd, keurig gemengd publiek van oud en jong en wit en zwart werd achter Obama's spreekgestoelte gepositioneerd, precies in het blikveld van de camera's. Twee jongens met een onschuldig, wél zelf-gemaakt spandoek ('911-Truth Now') werden hardhandig uit de zaal getrapt door Obama's beveiliging. En misschien nog wel het ergste: de volzinnen van Obama bleken te berusten op een ingenieuze autocue, verdekt afgespeeld op twee doorzichtige plastic schermen aan weerszijden van de Grote Verlosser. Kijk maar goed naar deze beelden van de speech, en je ziet dat Obama altijd óf naar links, óf naar rechts praat - zorgvuldig beproefde en uitgecalculeerde zinswendingen die op tv de suggestie wekken van geïmproviseerde, jongensachtige openheid.

En zo werd mijn aanvankelijke naïeve optimisme ruw verstoord door de harde werkelijkheid van de Amerikaanse showbizz democratie. Niet dat het veel kwaad kan: na zeven lange droge jaren onder Bush snakt het land naar een nieuwe periode van voorspoed en vooruitgang, en Obama, met zijn profetische, messianistische rhetoriek, voldoet precies aan die verlangens. Zijn rally was de grootse politieke bijeenkomst van een presidentskandidaat in de geschiedenis van Wisconsin, en voor het eerst in decennia lijkt het opkomstpercentage bij de voorverkiezingen, hier doorgaans zo rond de 30%, hoger uit te gaan vallen. En ik moet toegeven dat het Amerikaanse politieke bestel toch opvallend goed blijkt te werken: de oudste democratie ter wereld bewijst weer eens, ook na alle fraude en deceptie van de afgelopen jaren, weerbarstiger te zijn dan de cynici (onder wie ikzelf) bevroedden. Niettemin was ik, voor één keertje, blij om uit een land te komen waar politici geen volksscharen bespelen met de belofte van hoop en vooruitgang. En waar de premier gewoon een bebrild en bebloempot ventje is dat niet uit zijn woorden kan komen.

Tuesday, February 12, 2008

Clyde vs Chelsea

Zowaar, Madison heeft zijn rockster. Sterker nog: zijn funky ster! Iedere maandag is King's Club het eigendom van Clyde Stubblefield, ooit de drummer van James Brown en verantwoordelijk voor de meest gesamplede tune in de geschiedenis, nu de funkiest ingezetene van Wisconsin. En al vriest het dat het kraakt, Clyde weet met z'n band, bestaand uit swingende rednecks, een gebleekt mokkel dat zingt en grijzende zwarten die de show stelen, zelfs de stijfste benen in Madison los te weken.


Niettemin, de onbetwiste winnaar van de dag is Chelsea. Chelsea is 27 en allerminst moeders mooiste, maar haar eloquentie staat buiten kijf. In het publiek natuurlijk heel veel brave meisjes, maar Chelsae weet ook de vervelende opgeschoten jongens met vlasbaardjes die beginnen over Irak kordaat te woord te staan. Amerikanen kunnen goed praten in het openbaar, en Chelsea bewijst dat eens te meer. Uit haar mond geen enkele keer "ehh", maar enkel feiten, goedlopende volzinnen, veelzeggende percentages en de toepasselijke soundbite. Let op mijn woorden: over een jaar of vijfentwintig, laten we zeggen in 2032, wordt voor het eerst een vrouw beëdigd als president van de Verenigde Staten. Haar naam: Clinton. Chelsea Clinton.

Sunday, February 10, 2008

Bascom Hill

Ik heb altijd de nodige argwaan gekoesterd jegens het fenomeen campus, maar op Bascom Hill moet ik me gewonnen geven: hier, in het centrum van de Universiteit van Wisconsin, blijkt dat de vrolijke orde van zo'n academisch bolwerk zo gek nog niet is. In de typische setting van statige Victoriaanse gebouwen en betonnen jaren zestig gedrochten is er een constante dynamiek van hordes freshmen en sophomores die van collegezaal naar mensa naar bibliotheek draven, en zelfs de grootste cynicus zou gecharmeerd raken van dit levendige gebeuren. De campus is, zoals alles hier, nogal uit zijn kluiten gewassen, met een eigen politiemacht, busdienst, dierentuin en, hoe kan het ook anders in het land van Al Gore, bruinkoolcentrale - maar die grootschaligheid weet de pret niet te drukken, integendeel. Hier geen lethargie en de typische inertie die studentikoze kringen in Europa nogal eens parten speelt, maar actie, ondernemingslust en daadkracht: het Amerikaanse werkethos op micro-niveau, onder het wakend oog van een besneeuwde vader des vaderlands.


Aan de top van Bascom Hill staat, natuurlijk, Bascom Hall - waar de college's doorgaans beginnen met het dagelijkse favoriete nummer uit de prof's i-pod. Ordinair, zegt de Europeaan in je, maar tegelijkertijd zijn het wel altijd goede nummers, zoals hier op de raarste plekken de beste muziek wordt gedraaid: in de deli op de hoek, in de verderfelijke Starbucks, en zelfs in de thriftstore waar vrachtladingen troep verkocht worden onder de opzwepende klanken van vers gedraaide electro. Zo hangt er overal een sfeer van optimisme en vrolijkheid, en vermengt het werkethos zich met een opvallende relaxedheid die je in de Oude Wereld zelden aantreft. Want al is iedereen steeds bezig, niemand heeft haast; de domste vragen en de sloomste verzoeken krijgen altijd beminnelijk antwoord; en na drie weken hier heeft nog geen auto getoeterd. Natuurlijk, autorijden is geen probleem voor Amerikanen, maar vreemd genoeg betekent dat ook dat iedere Hummer voor voetgangers stopt (zelfs al loop je door rood), en dat menigeen rustig met een paar glazen op achter het stuur kruipt en dan gewoon op zijn gemakje naar huis kart, ook al liggen er decimeters sneeuw. Gisternacht, bij een wind chill van -14F, kreeg ik een lift van Noah in zijn auto met kapotte verwarming. De ruiten waren zowel van binnen als van buiten bevroren, je kon geen hand voor ogen zien, maar Noah gaf (met het nodige achter de kiezen - er was een tap op het feest) geen krimp: rustig stuurde hij zijn slee over spekgladde wegen langs sneeuwschuivende gevaartes, gemoedelijk babbelend over van alles en nog wat.

De Amerikaanse dadendrang blijkt dus heel goed samen te kunnen gaan met een haast provinciaalse immuniteit tegen stress, en bovendien met een opvallende zelfdiscipline. Één van de raarste aspecten van het leven hier is natuurlijk de eeuwige legitimatieplicht, en zefs grijsaards moeten als ze een biertje bestellen soms bewijzen dat ze toch echt boven de 21 zijn . Maar deze bizarre regeltjes lijken niemand echt te kunnen deren - sterker nog, ze worden gekoesterd. Als een van de plaatselijke fraternities een feest geeft in hun studentenhuis dan wordt er keurig bij de deur gecontroleerd of iedereen wel oud genoeg is, en om 2 uur 's nachts gaat iedereen weer, weliswaar laveloos, braaf naar huis. Morgen een nieuwe dag - en dan moet er gewerkt worden!


Toch heeft al die gemoedelijke en gedisciplineerde werklust een paar rare trekjes. Het eerste is, cliché of niet, onwederlegbaar: al werken ze nog zo hard, Amerikanen zijn dom. En dat is niet alleen omdat ze een boers accent hebben, geen buitenlandse namen kunnen uitspreken (wat dat betreft zijn het net Spanjolen), en de beschikking hebben over een beperkt vocabulaire van een paar woorden. Het is simpelweg omdat ze verdomd weinig weten. Grad students hier worden geacht al enkele jaren rond te hebben gelopen op deze aardkloot en heel veel dikke boeken te hebben gelezen, maar daar is bij werkgroepen weinig van te merken. Geen wonder dat de gemiddelde Amerikaanse promovendus in geschiedenis er negen lange jaren over doet voor z'n schrijfsels zwaar genoeg bevonden worden - en bij dat gemiddelde is zelfs de sloomste Hollandse AIO een wonder van de wetenschap. Anders dan vaak gedacht wordt doet een universiteit als deze dus qua kennis allerminst onder voor een willekeurige Europese rivaal. Wat het verschil maakt is de organisatie, en het geld. Dankzij de genoemde werklust, stressongevoeligheid en discipline is het universitaire leven hier zonneklaar en waterdicht geregeld, zijn er welhaast meer computers dan studenten, en blijft de bibliotheek zonder blikken of blozen 24 uur per dag open. Zo'n houding creëert niet per se grote geesten, allerminst, maar het zorgt er wel voor dat iedereen die dat wil een grote geest kan proberen te worden. Dus vandaar al die Nobelprijzen hier.

Het tweede rare trekje is dat al die werklust en efficiëntie geen ruimte meer open laten voor een simpel joie de vivre. Onder de grads van geschiedenis, die hun eigen verdiepingkje hebben in een raamloze betonnen kolos, is een dwerg. Een mannetje van nauwelijks een meter groot met een raar stemmetje dat, zoals de rest, hoopt ooit te gaan promoveren. Raar inderdaad, maar raarder nog is de reactie van de andere studenten. In een typische Amerikaanse spagaat verklaren ze keer op keer dat het toch het recht is van deze mismaakte (of nee: physically challenged) om te doen wat iedereen doet, maar tegelijkertijd vinden ze het maar vervelend dat dat dwergje erbij zit. Want hoe moet die ooit kunnen werken? Zoals klasgenoot Terrence het uitdrukte: "We're all destined to teach, but how will that midget ever be able to teach students?" Enigszins verbaasd opperde ik dat dat dwergje toch ook best gewoon voor z'n plezier een beetje kon studeren hier - maar dat antwoord ging er bij m'n werkbeluste gehoor niet in. Wat? Plezier? "Who the fuck does a PhD for fun, in history?" En toen hield ik m'n mond maar.

Wednesday, February 6, 2008

Pizza Slice

Voor de talloze aanbidders van Obama Girl (bekend van het inmiddels klassieke nummer "I Got a Crush ... On Obama") is er nu ook een g-funk versie ter meerdere eer en glorie van Chicago's bekendste ingezetene sinds Al Capone. De hoofdrol is deze keer weggelegd voor, welja, een Pizza Slice. Rare jongens daar in de Windy City, maar een ieder moet toegeven: hier kan zelfs Dr. Dre nog een puntje aan zuigen.

Mardi gras

Brocach, nota bene een Irish pub, is maar half gevuld vanavond. Het is de thuisbasis van de afdeling Wisconsin van Change We Can Believe In, het campagnenetwerk van Barack Obama, maar hier valt op deze verkiezingsavond maar weinig te beleven. In het gezelschap van kalende dertigers met hippe brillen, overactieve gepensioneerde welzijnswerksters, en, natuurlijk, de enkele excuusneger, weet alleen een obligaat lauwwarm applausje op zijn tijd de sleur van een lange verkiezingsavond te doorbreken. Het is een beetje een PvdA-gebeuren: van dat publiek van cv-bewuste stropdasdragers die zichzelf graag in het openbaar horen praten maar niet weten wat een goed argument is, en die van harte de 'progressieve' partij kiezen omdat ze daarmee denken bij de tijd te kunnen blijven, onbewust van het feit dat het verstrijken van de tijd vaak veel meer inhoudt dan enkel progressie. Hier geen debat, geen pathos, geen bevlogen rhetoriek, geen Obama, en de aanwezigen lijken vooral bij elkaar gebracht door hun gedeelde afkeer van wannabe President Billary.


In Genna's, een blok verder, is de sfeer al beter. Hier wordt het bier per pitcher geserveerd, er is een ouderwetse jukebox met Sam Cooke, en de twee tv's (een met basketbal, de ander met CNN) wordt zelden een blik gegund. Terwijl dominee Huckabee onverwacht de conservatieve zuidelijke staten binnensleept en Obama en Billary de Oostkust bevechten, kijkt de clientèle nog iets dieper in het glas - totdat een plaatselijke schone hun aandacht opeist. Francina, met een iets te rode neus voor een vrouw, komt binnen met veel aplomb, geeft iedere aanwezige een parelketting - 'It's Mardi gras babies'-, laat haar opgeblazen boezem bewonderen en verdwijnt dan weer snel in de sneeuw. Er is gewaarschuwd voor een blizzard vanavond maar dat blijkt haar niet te deren, en dat voorbeeld vraagt om navolging.

Het sneeuwt inderdaad hard, en vlakbij is Paradise Lounge, de bar waarin Francina is verdwenen. Één stap binnen en je weet wat voor tent het is: alle typetjes van YMCA, behalve dan de Indiaan. Hier misschien wat engagement denk je, maar nee, een ander gezelschapsspel: karaoke! Een ieder blèrt mee met, natuurlijk, George Michael, terwijl een groezelig scherm boven de bar onopgemerkt de voorlopige resultaten laat zien van Californië: Billary wint.

Zo bezien blijkt Super Tuesday de gemoederen dus nauwelijks te kunnen beroeren. Het blijft een voorverkiezing waarbij enkel partijleden of diegenen die zich hebben opgegeven mogen stemmen - en wie zou zich in Nederland bekommeren om een landelijke ledenvergadering van het CDA? Een andere Super heeft bovendien al bijna alle aandacht opgeëist: op hetzelfde moment dat heel Holland voor de buis gekluisterd zat om de ontmaskering van een opgeschoten tiener gade te slaan was er ook in de VS een nieuw kijkcijferrecord, de best bekeken Super Bowl aller tijden! Nu is American Football een bizarre sport die niemand mogelijkerwijs echt leuk kan vinden, maar het voordeel ervan is dat er tussen alle scrimmages door altijd veel pauzes zijn. De Amerikaanse marketinggeest heeft daar iets op gevonden, en deze pauzes blijken het ideale moment voor het lanceren van de allernieuwste reclames. De kosten: 2,3 miljoen dollar per halve minuut, maar dan heb je ook wat. Een gehoor van bijna honderd miljoen Amerikanen, en een dagenlange discussie over welke reclame nu eigenlijk de beste was - een discussie, inderdaad, die wellicht meer beroering wekt dan de presidentiële voorverkiezingen. De onbetwiste winnaar van dit jaar is deze, en de kenners zullen snel begrijpen waarom. Beter nog is degene die als het schoolvoorbeeld is gaan gelden van de geslaagde Super Bowl reclame - Apple's introductie van de Mac in 1984, een kwart eeuw later nog steeds profetisch, en nog altijd geslaagde stof voor politieke campagnes, zo blijkt. Change We Can Believe In.